Hebben wij even geluk gehad zeg, we waren net op tijd weg uit Cuba, nog voor de dood van die dictator Fidel, zoals vader De Croo, notoir liberaal, minister van staat, ex-kamervoorzitter en nog veel meer [1] op TV1 fulmineerde de dag na Fidels overlijden.
Maar omdat de waarheid ook haar rechten heeft voel ik me verplicht toch even in de pen te kruipen en mijn ervaringen te beschrijven. Die ervaringen mocht ik delen met 21 militanten en vrijgestelden van LBC tijdens een studie- en ervaringsreis naar Cuba in de tweede helft van oktober dit jaar.
Een land volop in beweging
Tijdens onze reis zagen wij een land dat volop in beweging is. Zeker geen vastgeroeste bureaucratie, laat staan een dictatuur. Cuba en zeker Havana lijkt wel vaak op één grote werf. Op enkele jaren zijn zo’n 500 000 mensen van een vast betaalde job bij de overheid overgestapt naar het zelfstandig ondernemerschap, of naar werk in veelal nieuwe coöperatieven en in de landbouw. Naast die coöperatieven zien we nieuwe zelfstandigen, kleine en grotere bedrijven, een aantal ook met gemengd kapitaal (Cubaans staatskapitaal en buitenlands kapitaal) van start gaan. Zo komt er zelfs een speciale zone in de haven van Mariel voor strategische projecten.
Wij bezochten een coöperatief autobedrijf (carrosserie en herstelling) met een 180-tal coöperanten (-werknemers). De verkoop en het werkvolume stijgen sterk, waardoor de mensen nu ook veel meer verdienen dan voordien. De coöperatieve biedt kleine leningen aan om elektrische scooters te kopen voor de verplaatsing van de personeelsleden, elektrisch omwille van het milieu!
De overstap van vadertje staat, die alles voor de werknemer regelt, naar het zelf verantwoordelijk zijn voor zijn zaak, is geen kleine omslag! Daar komt nog bij dat Cuba werk maakt van decentralisatie. Het is niet (langer) Havana dat bepaalt welke schoenen er in de winkel liggen, maar de winkelier die voeling heeft met de behoeften van de mensen. Dat vraagt natuurlijk een en ander inzake herwerken van al de tussenstappen van productie tot gebruiker.
Om voor meer koopkracht te zorgen, wat de mensen en wat de overheid wil, moet de productie omhoog. Met de nieuwe maatregelen, zoals hierboven beschreven, maakt men daar werk van. En dat begint te werken. Wij zagen nieuwe winkels en bedrijven, er wordt gebouwd en verbouwd, kleine herstellingen tot grote projecten, mensen schilderen hun huizen… tekenen van economische groei en toenemende welvaart. Andere tekenen van vooruitgang zijn het goede (en mooie) schoeisel van de Cubanen en hun kledij, wereldwijd barometers van armoede. De economische realisaties maakten veel indruk op ons, maar minstens evenveel indruk maakte de wijze waarop de Cubanen verdelen wat er is. Zo zorgt de Cubaanse overheid ervoor dat iedereen zeker een minimum aan voeding heeft, wat ook een bijzonder sterk punt is. Wij zagen in Cuba geen daklozen. De spreekwoordelijke uitzondering niet te na gesproken, heeft iedere Cubaan een dak boven zijn hoofd. Wij zagen nauwelijks bedelaars en wie bedelt is het meer te doen om “een centje bij te verdienen”, dan om te overleven.
Onderwijs : iedereen gelijke kansen
We bezochten een school voor slecht horende kinderen. Een jonge en enthousiaste directeur zegt: “Wij willen een warme school zijn: de kinderen zijn de zaadjes van de toekomst.” Het blijkt om veel meer dan om woorden te gaan. Voor 116 kinderen zijn er 71 personeelsleden. Implantaten, volgens de laatste technologie van 25 tot 30.000 dollar voor wie dit nodig heeft, worden betaald door de gemeenschap, want de Cubaanse gemeenschap heeft alles over voor gelijke kansen. En dat is blijkbaar niet alleen een slogan. Het is door het beleid vertaald naar de praktijk, en dat in een derdewereldland! Wij en onze ministers kunnen er van leren. Het viel ons op dat de klassen klein zijn, dat ze heel goed materiaal hebben en iedere kind eigen gehoormateriaal heeft. De leerkracht kan individueel met de kinderen communiceren.
De eerste taal die de kinderen er leren is de gebarentaal, omdat die het meest toegankelijk is voor slechthorenden, meer dan Spaans, hun moedertaal. Je moet eerst de mensen begrijpen, en dus daartoe op hun niveau inspelen, zeggen ze… wat getuigt van respect en inzicht in de problematiek van deze mensen met een beperking. Ouders krijgen de kans om ook de gebarentaal te leren. Ze kunnen hiertoe vrijgesteld worden van hun werk. Het is de bedoeling zo snel mogelijk door te stromen naar het normaal onderwijs. Ze kunnen dan nog verdere begeleiding krijgen van de school. De kinderen met implantaat kunnen dan dikwijls doorstromen naar het normaal onderwijs met verdere begeleiding. Dit is ook volledig gratis. Dat is voor hen inclusief onderwijs. Eerst ondersteuning bieden aan wie dit nodig heeft en dan doorstromen.
Als je deze aanpak ziet voor een kleine groep met (gehoor)problemen, verwondert het ook niet dat Cuba, in vergelijking met andere landen op het continent inclusief de Verenigde Staten, een uitzonderlijk hoog scholingsniveau heeft. Ook het analfabetisme is zeer beperkt en ligt een pak lager dan in de Verenigde Staten.
Een beleid met een breed draagvlak onder de mensen
Naast de aanpak en resultaten, was het zeker ook de inspiratie, de motivering van een aantal zaken die ons trof. Het bevestigde ons dat het in Cuba om veel meer gaat dan om een door de staat uitgebouwd systeem: het wordt ook door veel mensen inhoudelijk gedragen. Een klein voorbeeldje: op onze vraag aan de schooldirecteur of we hen misschien konden helpen met bv. giften, antwoordt deze dat ze liefst hebben dat dit via het Ministerie van Onderwijs gaat, zodat de verdeling eerlijk gebeurt. Zoiets zeg je niet als de verdeling door de overheid niet voldoende eerlijk is.
We begrepen dat veel Cubanen een visie hebben die van andere waarden vertrekt en dat Cuba deze zoveel mogelijk vorm geeft, niet alleen op papier. Deze directeur en ook de directeur van het ziekenhuis dat we bezochten, de mensen van het wijkgezondheidscentrum, zij allen lichtten de zaken toe en motiveerden die vanuit een krachtige mensvisie, die ook aansluit bij die van het beleid. Natuurlijk zijn er afwijkingen, gebreken, tekorten… zoals bij ons en overal elders in de wereld.
In een wijkcentrum vertelde men ons hoe men bijdraagt aan een zo goed mogelijke buurt. Wie het moeilijk heeft, of op het verkeerde pad geraakt, spreekt men aan en bied men hulp. Dat kan ver gaan, zoals we mochten horen. Wanneer iemand iets verkeerd doet en een straf krijgt, dan geeft men een feest voor die persoon in dat wijkcentrum wanneer die vrij komt, hij (of zij) behoort terug volwaardig tot hun gemeenschap. Men ondersteunt deze persoon dan om terug zijn leven op de rails te krijgen, te werken...
Dat zijn enkele voorbeelden van onze ervaringen, van de visie en het geloof dat in Cuba vorm geeft aan een nieuw soort maatschappij. Deze ervaringen gaan zo in tegen wat wij bij ons ervaren, besparing na besparing, dat het soms moeilijk om geloven was en ons tot nadenken aanzette, want ging het niet om een aanpak waar wij alleen maar kunnen van dromen, of niet…
Duidelijke keuze voor een sociaal beleid en democratische aanpak
In Cuba is er een communistische partij, de PCC. Ze heeft veel invloed en macht. Toch zijn slechts zo’n 10% van de Cubanen lid zijn van deze partij. De PCC is geen massapartij. Zij mikt op de mensen die zich concreet willen engageren en het socialistisch maatschappij-project ten volle ondersteunen. Want laten we het niet vergeten, Cuba is een communistisch land. Het land bewaakt streng de verdeling van de welvaartskoek, en heeft strenge regels om toe te zien dat de fabrieken en grote eigendommen in handen blijven van de overheid, tot spijt van wie het benijdt. En dat zijn er nogal wat, ook in eigen land, maar nog meer in de Verenigde Staten, die machtige natie op een boogscheut van Cuba, die het eiland op veel manieren boycot o.a. door een tot op vandaag nog aangehouden economische blokkade voor veel producten, ook al lijkt het op basis van veel persberichten of er geen beperkingen meer zijn.
In Cuba gaan de grootste brokken uit het staatsbudget naar de gezondheidszorg, de sociale zekerheid en het onderwijs. En dat is wat de meeste Cubanen willen. Cubanen zijn zeer mondig. En op politiek vlak is er zeer veel afstemming over het gevoerde en nog te voeren beleid. Belangrijke nieuwe wetten worden besproken in elk buurtcomité, in elk bedrijf en het is dan aan de verkozenen om, rekening houdend met al de opmerkingen, tot een beleid en prioriteiten te komen die hierop aansluiten. Als dat niet gebeurt, stemmen de mensen hun vertegenwoordiger weg. En daarvoor hoeft men geen jaren te wachten, zoals bij ons. Met regelmaat dienen de politici toe te lichten wat ze concreet gedaan hebben om de prioriteiten, die hun kiesgroep naar voor heeft geschoven, te realiseren. Dat is heel verschillend van bij ons, wij mogen om de vijf of zes jaar een bolletje kleuren, een blanco cheque invullen voor de volgende 5 of 6 jaren! Wat in Cuba gebeurt is het omgekeerde van een dictatuur. Er is zeer veel inspraak en politici die niet realiseren wat de mensen afspreken, worden eenvoudig weggestemd, ook op hogere niveaus. Dat is geen theorie, dat is de praktijk.
Wij leren uit Cuba dat democratie niet een recht, maar een plicht is, dat er door het samen afstemmen en het opkomen voor de terechte eisen van de mensen, ook een beleid gevoerd wordt dat mensen economische mogelijkheden en ontwikkeling biedt. Bovendien beantwoordt deze dialoog ook aan iets wat bij ons verloren gaat, afstemming en samen keuzes maken, tegenstellingen overbruggen, kiezen voor mondige mensen, ook een belangrijke waarde en vorm van zelfrealisatie.
De vakbond CTC heeft in Cuba een belangrijke rol. Anders dan bij ons, praat die met een werkgever die niet mikt op de maximalisatie van de winst, maar op het voorzien in de behoeften van de Cubanen. Al ligt er voor de CTC een grote uitdaging om voor de belangen van de werknemers bij die nieuwe zelfstandigen en coöperatieven op te komen. Want laat ons niet dromen, als Cuba gekozen heeft voor het stimuleren van de groei door het stimuleren van het zelfstandig ondernemerschap en de kleine bedrijven, dan ervaren ze ook al snel dat de traditionele verhoudingen en belangen tussen werkgever en werknemer ook bij hen bestaan.
Leren van Cuba
Onze situatie in Vlaanderen en België dwingt ons op zoek te gaan naar alternatieve modellen. In Cuba hebben we elementen gevonden die ons inspireren en stimuleren om op een andere manier naar onze wereld te kijken. Cuba is België niet en er is geen sprake van om het Cubaanse model zomaar te kopiëren. Maar we hebben wel begrepen dat een andere wereld best mogelijk is. Daar zijn natuurlijk voorwaarden aan verbonden. Je kan niet, zoals in België bv. het kapitaal laag belasten en tegelijkertijd voldoende geld bijeenbrengen voor een goede gezondheidszorg, onderwijs, sociale zekerheid. Een arm land zoals Cuba kan zorgen voor goede basisvoorzieningen voor iedereen, in een rijk land als België kan dat blijkbaar niet… Wij hebben geleerd dat dit natuurlijk wel kan in België. Als we in België de inspraak organiseren zoals in Cuba, als we in de vakbond(en) onze visie op de maatschappij en de mogelijkheden tot verandering, niet laten beperken door al de besparingsverhalen die we dagelijks over ons heen krijgen, dan kan in dit rijke land iedereen probleemloos goede en gratis gezondheidszorg krijgen, goed en gratis onderwijs, een veilig vangnet in de sociale zekerheid, goede huisvesting, betaalbare energie, zoveel is duidelijk.
Als burgers, als vakbondsleden zullen wij anders moeten omgaan met onze democratie. Democratie is een plicht, het is geen recht. We zullen anders moeten omgaan met inspraak in onze vakbonden om de beste ideeën te verdedigen, in de politiek om de beste plannen af te spreken en te realiseren, en zo ook in de bedrijven. Dat heeft Cuba ons geleerd.
Maria Vindevoghel - november 2016
Dit artikel verscheen eerder op de blog van Beweging op de site van DeWereldMorgen
[1] Ons kent en erkent ons, zie Wikipedia: Minister van Staat, Grootofficier in de Leopoldsorde, Grootkruis in de Kroonorde, Burgerlijk kruis 1ste klasse, Nederland: Ridder-Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau, Luxemburg: Grootkruis in de Orde van de Eikenkroon, Denemarken: Grootkruis in de Orde van de Dannebrog, Zweden: Grootkruis Orde van de Poolster, Noorwegen: Grootkruis Orde van Verdienste, Frankrijk: Ridder in het Legioen van Eer, Comoren: Grootofficier Orde van de Groene Halve Maan, Mexico: Grootkruis van de Orde van de Azteekse Adelaar, Italië: Ridder in de Orde van Verdienste, Zuid-Korea: Gwanghua Medal Diplomatic Merit, Portugal: Grootkruis in de Orde van de Infant Dom Henrique, Finland: Commandeur in de Orde van de Witte Roos, Polen: Grootkruis in de Orde van Verdienste, Griekenland: Grootkruis in de Orde van Verdienste