Het net opgestarte interprofessioneel overleg biedt de werkgevers een uitgelezen kans om samen met ons in te zetten op een economische ontwikkeling met meer toekomst. Dat is: meer investeren in productiviteit en de fixatie op de loonkosten laten varen.
De voorzitter van de Nederlandse centrale bank kwam recentelijk met een, naar Belgische normen, ongewone oproep: ‘Nederland heeft een loonsverhoging nodig!’ De Nederlandse bank kwam tot de conclusie dat de Nederlanders de afgelopen jaren minder loonopslag kregen dan economisch zou moeten.
De binnenlandse consumptie werd dermate aangetast dat de Nederlandse economie jarenlang slabakte en ze zichzelf opzadelde met een gigantisch overschot op de handelsbalans.
Over het Nederlandse experiment met loonmatiging en de zware besparingen zei de Nobelprijswinnaar Paul Krugman in 2013 dat het land ‘blijkbaar verenigd en vastberaden was, om exact het verkeerde te doen’.
Krankjorum
Is het daarom niet krankjorum dat de Belgische regering datzelfde doodlopende straatje inslaat? De regering-Michel is vastbesloten om de Belgische lonen, minstens de komende tien jaar, te bevriezen. Dat doet ze door de wet van 1996 fundamenteel te hervormen.
De wet van 1996 is cruciaal voor het loonoverleg. Tweejaarlijks wordt op interprofessioneel niveau, over alle sectoren heen, een loonnorm vastgelegd. Die norm bepaalt binnen welke contouren de sociale partners in de sectoren cao’s over loonsverhoging mogen afsluiten. De loonnorm moet garanderen dat de evolutie van onze lonen gelijkloopt met die in de buurlanden.
De regering wil afstappen van dat fundamentele ‘evolutie’-principe. Door in de interprofessionele onderhandelingen allerlei correctiemarges en andere ‘voorzichtigheidsprincipes’ in te bouwen, wil de regering onze lonen op hetzelfde niveau brengen als in de buurlanden. Het verschil tussen ‘evolutie’ en ‘niveau’ is cruciaal. De geest van de wet van 1996 wordt niet langer gevolgd.
Productiviteit
Een Belgische werknemer heeft iets hogere loonkosten dan een in de ons omringende landen. Maar daar staat iets tegenover: een hogere productiviteit. De hogere productiviteit compenseert de hogere loonkosten.
Een bedrijf zal zijn investeringsbeslissing laten afhangen van de verhouding tussen kosten (loon) en opbrengsten (productiviteit). In dat opzicht is er geen verschil tussen België en de buurlanden.
Waarom zou je dan de kosten verder naar beneden drukken? Dat is een race naar de bodem. Georganiseerde loondumping. Wat je wél moet doen, is investeren in het aspect opbrengsten, dus in productiviteit.
Dat kan enkel door massaal te investeren in innovatie en in opleiding, om je economie te laten ‘promoveren’ in de internationale lijstjes. De Belgische regering scoort echter abominabel slecht op dat punt.
Als konijnen voor een lichtbak blijven de regering en de werkgevers geobsedeerd door loonkosten. Dat is contraproductief, want het loonkostendebat maakt werkgevers lui. Door de lonen onnatuurlijk laag te houden, zet je ondernemingen er niet toe aan te innoveren. En hun productengamma te upgraden.
De Technische Universiteit Delft onderzocht de link tussen de stijging van de reële lonen (dus na inflatie) en die van de productiviteit. Het onderzoek in 19 OESO-landen toonde aan dat een stijging van 1 procent van de reële lonen overeenstemt met een stijging tot 0,4 procent van de arbeidsproductiviteit.
Eenzijdig
Verder wees de studie op de onwenselijkheid van een beleid dat eenzijdig inzet op loonkosten: ‘Lagere loonkosten en flexibilisering zullen mogelijk het aantal jobs verhogen, maar zullen de productiviteitsgroei beperken. Dat is problematisch in het licht van de verouderende bevolking in Europa.’
Een duurzame competitiviteitsstrategie zet in op productiviteitsstijgingen die gevoed worden door investeringen in menselijk kapitaal, in innovatie en in infrastructuur. De regering gaat voor de omgekeerde beweging: met een strikter loonvormingsproces (wet 1996) en een meer flexibele arbeidsmarkt legt ze een zware hypotheek op de slagkracht van de Belgische economie.
De gevolgen worden stilaan duidelijk. Waar België voor het aantreden van de regering-Michel koploper was voor economische groei, bengelen we nu al enkele kwartalen aan de staart van het Europese peloton.
En ondanks de goednieuwsshow over ‘jobs jobs jobs’ is onze jobcreatie bij de laagste van Europa. Iets om ons zorgen over te maken? Niet volgens deze regering.
Ondertussen mogen de werknemers op hun kin kloppen. Tenzij werkgevers tot een helder moment komen en samen met ons inzetten op een economische ontwikkeling met meer toekomst. Het interprofessioneel overleg dat zopas is opgestart, biedt daartoe een uitgelezen kans.
De Tijd - 7 december 2016
Links en downloads