PROF Ive MARX SPREEKT ZICHZELF TEGEN
In DS van 3 dec. prijst prof. Ive Marx (U. Antwerpen) The Economist, die betwist dat de ongelijkheid toeneemt.
Marx spreekt over de evolutie van de ongelijkheid in de VS, Groot-Brittanië, Frankrijk, Nederland en in België; deze laatste verandert minder dan “de helling van het strand in De Panne.” Hij vermeldt zijn bronnen niet; statistieken waarschijnlijk, ofschoon hij ook schrijft dat men statistieken kan folteren tot ze aantonen wat men wil (tegen cijfers van Piketty).
Statistieken hebben bijna steeds het zwakke punt dat ze een heel land, of zelfs 28 landen (de EU), en zelfs de hele wereld (“global income”) in één cijfer stoppen, waardoor de enorme verschillen tussen gezinnen en groepen worden uitgevaagd. Wanneer cijfers worden opgesplitst binnen elk land, gebeurt dat per provincie en arrondissement, maar niet volgens gezinsinkomen en bezit (zie de studie over afname van de kindersterfte, Burstein 2019). Wanneer echter schoolresultaten worden vergeleken volgens rijkdom, of scholingsgraad van de ouders, of per school (in Vlaanderen), ziet men enorme verschillen; verbetering is er soms wel, en elders niet (zie https://www.mo.be/analyse/onderwijs-wist-sociale-verschillen-niet-uit ). Voor vluchtelingen- en migrantenkinderen zijn de metingen dramatisch.
Nu wil het toeval dat op dezelfde datum een interview verschijnt van prof. Marx, samen met prof. Bea Cantillon, in HUMO. Daar zegt prof Marx:
“Als het economisch goed gaat, winnen vooral de sterksten daarbij. Voor de zwaksten vallen er hoogstens enkele kruimels te rapen, waardoor ze nog méér achterop geraken”. En verder: “Doordat het leven de afgelopen vijf jaar duurder is geworden, wegens hoge huisvestingskosten en stijgende energiefacturen, hebben ook werkende mensen boven de armoedegrens het moeilijk gekregen”.
Dus toch toename van de ongelijkheid. Het discours van de professor verandert volgens zijn publiek.
Zonder ingewikkelde statistieken weten toch allen dat het besteedbaar inkomen verschilt tussen gezinnen? Moet men professor zijn om vast stellen dat het aantal daklozen in Brussel, maar nu ook in Gent en Antwerpen, is toegenomen de voorbije tien jaar? Dat in deze periode lonen minder gestegen zijn dan de dividenden en de beurskoersen? (deze laatste cijfers lezen we in de financiële berichtgeving). Is ook het aantal werklozen die hun uitkering verliezen en terugvallen op het leefloon, niet verhoogd, ten gevolge van regeringsbeslissingen? De bijna wekelijkse schrappingen van arbeidsplaatsen leiden ofwel tot werkloosheid, met verlies van inkomen, of tot een nieuwe job, die echter zelden hetzelfde loon aanbiedt. Natuurlijk, indien men deze groepen optelt bij de 1% allerhoogste inkomens, brengen ze het er GEMIDDELD heel goed vanaf, want de laatste groep is er flink op vooruit gegaan – dat schrijft ook de financiële berichtgeving die gelezen wordt door deze hoge inkomens. Bijna een derde van de Belgische ziekenhuizen lijdt verlies (De Tijd); wat dan weer het aantal onderzoeken en ingrepen, en dus de kosten, stimuleert. Hoe de pensioenen gaan betaald worden, is niet opgelost. Stijgt niet het aantal hulpbehoevende ouderen die de prijs van een fatsoenlijk rust- en verzorgingstehuis niet kunnen opbrengen?
We zwijgen maar over de evolutie van het inkomen van de Rohingya’s, of van de gewone mensen in Afghanistan, Irak, Syrië, Yemen, Bangladesh…
Frank Roels
Em. prof. U.Gent