Het “Energy Charter Treaty” (ECT) - in het Nederlands: het “Verdrag inzake het Energiehandvest (ECT)”- is een uitgebreid handels- en investeringsakkoord voor de energiesector. Dit belangrijke maar onbekende verdrag is ondertussen onverenigbaar geworden met de internationale verplichtingen inzake duurzame ontwikkeling, en brengt het klimaatbeleid in gevaar.
Het ECT werd op 17 december 1994 in Lissabon ondertekend door 41 staten, waaronder de lidstaten van de Europese Gemeenschap, kandidaat-lidstaten, alle republieken van de Sovjet-Unie en andere geïndustrialiseerde landen, met de opmerkelijke uitzonderingen van de Verenigde Staten en Canada.
De reikwijdte van TCE is enorm. Het slaat alle energiebronnen, zowel steenkool, aardgas, olie en derivaten daarvan, maar ook elektrische energie en kernenergie. Het bestrijkt ook alle stadia van de economische activiteit van de sector, van de exploratie tot de levering aan particulieren en alle tussenstadia. Energie is een sector die zich op het snijvlak van drie gebieden van het internationaal recht bevindt: handel, investeringen en milieu.
Een reëel obstakel voor de energietransitie
Het milieu wordt weliswaar genoemd in artikel 19, maar verwijst naar zachte toezeggingen waarvan de toepassing aan het oordeel van de staten wordt overgelaten, in tegenstelling tot de bepalingen over handel en investeringen.
Naast deze asymmetrie is het ECT een echt obstakel voor de energietransitie. De energiecontext is de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd en de goedkeuring van het Akkoord van Parijs in 2015 bevestigt het wereldwijde engagement om de economie koolstof vrij te maken. De EU heeft de doelstelling van koolstofneutraliteit tegen 2050 is in december 2019, in overeenstemming met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, opgenomen in haar Green Deal. Die gaat voor "de ontwikkeling van een energiesector die grotendeels gebaseerd is op hernieuwbare bronnen, terwijl snel wordt afgezien van kolen en het koolstofvrij maken van gas". Door de investeringen in de sector van de fossiele brandstoffen te blijven beschermen, is het ECT dus niet verenigbaar met deze internationale verplichtingen.
Multinationals en investeringsfondsen beroepen zich op het ECT om overheidsmaatregelen ten gunste van hernieuwbare energie en een sociaal rechtvaardige overgang aan te vechten voor arbitragetribunalen. Geen enkele handels- en investeringsovereenkomst heeft tot meer rechtszaken tussen investeerders en staten geleid dan het ECT: het secretariaat van het Energiehandvest heeft tot nu toe 129 bekende zaken geïdentificeerd, waarvan de meeste de afgelopen jaren zijn aangespannen tegen West-Europese staten.
Een aanval op de beleidsruimte van de staten
Investeerders die zich direct of indirect benadeeld voelen door het transitiebeleid kunnen zich beroepen op een groot aantal bepalingen in het ECT inzake investeringsbescherming en gebruik maken van arbitragetribunalen voorzien in de ISDS-clausule (Investor to State Dispute Settlement). Oorspronkelijk was deze clausule in de eerste plaats bedoeld om investeringen te beschermen tegen willekeurige nationalisaties, met bepaald in de voormalige Oostbloklanden. Ze wordt nu gebruikt om de milieu- of sociale wetgeving aan te vechten op grond van “indirecte onteigening” en “winstderving”.
Investeerders kunnen dus de wetten aanvechten die olieboringen of kolengestookte centrales verbieden, de productie van kernenergie stop zetten of de elektriciteitsprijs voor de bevolking verlagen, en zo tot miljarden euro's compensatie verkrijgen voor verwachte toekomstige winsten. Deze financiële dreiging is een echt zwaard van Damocles: de bedragen die op het spel staan zijn soms zo groot dat de dreiging om een beroep te doen op arbitrage volstaat om staten te doen buigen. Elke politieke beslissing of aanpassing aan de wetgeving die een financieel project dwarsboomt, kan dus worden aangevochten voor het arbitragemechanisme. ECT heeft dus een grote negatieve invloed op de politieke beleidsruimte van de staten.
Wat staat er op het spel bij de huidige onderhandelingen
In een tijd waarin de staten geconfronteerd worden met de Covid-19-crisis, is er een reële onverenigbaarheid van het ECT met de uitvoering van een sociaal rechtvaardige ecologische overgang en met de democratie in het algemeen. Temeer daar de VN een explosieve toename van het aantal ISDS-klachten tegen staten voorspelt vanwege de maatregelen die zij hebben genomen om de gezondheidscrisis het hoofd te bieden. Het reële gevaar dat het ECT vormt voor het vermogen van onze staten om te reguleren, toont de noodzaak aan van een diepgaande hervorming van dit verdrag, dat dateert uit de jaren negentig van de vorige eeuw.
De fundamentele hervorming van het ECT houdt noodzakelijkerwijs de afschaffing in van het ISDS-arbitragemechanisme én de neutralisering van de zogenaamde “overlevingsclausule”, die de toegang tot ISDS nog stand houdt 20 jaar nadat een land zich uit het verdrag heeft teruggetrokken. De aanpassing van het ECT aan de doelstelling van koolstofneutraliteit tegen 2050 is ook noodzakelijk voor de geloofwaardigheid van Europa als wereldspeler in de ecologische en sociale.
Maar heeft de EU de middelen om haar ambities waar te maken? Het ECT vereist unanimiteit van alle verdragspartijen om het verdrag te kunnen wijzigen, wat de manoeuvreerruimte zeer beperkt. Bovendien heeft Japan al verklaard dat het zich verzet tegen elke wijziging van de ISDS-clausule. Het agenderen van de kwestie van de investeringsbescherming tijdens de volgende onderhandelingsronde (7-10 juli) is echter een gelegenheid voor de EU en België om hun politiek engagement te tonen om af te stappen van fossiele brandstoffen.
Het ECT is een overeenkomst uit een vervlogen tijdperk, die grondig moet worden herzien of, als dat niet kan, volledig moet verdwijnen.
Ondertekend door:
- 11.11.11