Opinie - De staat is terug als economische actor. Gloort er licht aan de klimaateinder?
Op de jaarvergadering van het IMF, deze week, wordt een ideologische wending verdedigd: de staat moet de leiding nemen in de strijd met de corona-en klimaatcrisissen, als regulator maar ook als investeerder. Als dat effectief gebeurt, rijst er hoop aan de klimaateinder.
Wat we voor onze ogen zien gebeuren, is een ideologische verschuiving van formaat: het neoliberalisme wordt ten grave gedragen, een soort van neokeynesianisme is terug van weggeweest. Versta: er wordt nu opnieuw aanvaard dat de staat een beduidende en actieve rol speelt op economisch gebied en dat die rol zelfs absoluut noodzakelijk is om ons uit de coronacrisis én de klimaatcrisis te voeren. Het dogma dat de staat zo weinig mogelijk moet tussenkomen in de economie en zo weinig mogelijk moet investeren, wordt opgeborgen. De negen meest beangstigende woorden in de Engelse taal van Ronald Reagan ‘I’m from the government and I’m here to help’ klonken grappig in de jaren tachtig, maar zijn niet meer zo grappig als je met een pandemie, financiële crisis of klimaatcrisis worstelt. Het klinkt nog minder grappig als je – om redenen van polarisering en fake news – als land zelfs niet meer in staat bent om krachtig beleid te formuleren zoals in de VS – daar oogsten de republieken de oogst van vier decennia politieke guerrilla tegen alles wat naar overheid zweemt.
Maar zie, de EU, heel wat Europese lidstaten, democratisch presidentskandidaat Joe Biden in zijn verkiezingsprogramma, (China uiteraard dat vorige maand meldde klimaatneutraal te willen zijn tegen 2060),… allen willen ze dat de staat fors investeert om de coronacrisis te bestrijden en om het cruciale klimaatdecennium 2020-2030 met een grote bang van start te doen gaan. De ramp van de pandemie maakte die klimaatinvesteringen eigenlijk nog vanzelfsprekender: ze zorgen voor banen in coronatijden van werkloosheid en inkomensverlies.
Het IMF maakt het officieel
Het Internationaal Muntfonds, traditioneel de bewaker van de economische orthodoxie, officialiseert die lijn nu als het ware in zijn World Economic Outlook die deze week wordt gepubliceerd naar aanleiding van zijn jaarvergadering. Ook al huist er op vijfhonderd meter van het IMF-hoofdkwartier in het Witte Huis een Amerikaanse president die de klimaatverandering nog steeds ontkent, het Fonds volgt droogweg de wetenschap en stelt dat de mensheid in haar geheel tegen 2050 geen bijkomende broeikasgassen meer in de atmosfeer mag stoten.
Om dat te doel te bereiken, kan de staat bijvoorbeeld één procent van het BNP van een land investeren in de strijd tegen klimaatverandering en moet er een CO2-taks komen. Het is weinig waarschijnlijk dat dit banen of groei kost, wel integendeel. In elk geval zal het veel minder kosten dan de immense kosten die het gevolg zijn van niks doen, onderstreept het Fonds. De opbrengsten van die CO2-taks moeten, volgens het IMF, naar groene investeringen gaan en naar het compenseren van de armste gezinnen die verhoudingsgewijs het meest getroffen worden door hogere koolstofprijzen. Twintig procent van de opbrengst van die CO2-taksen zou de twintig procent armste gezinnen volledig kunnen compenseren met gerichte inkomensoverdrachten - mogen we dat klimaatvergoedingen noemen? Als regeringen de veertig procent armste gezinnen willen compenseren, moet rond de vijftig van de CO2-taksen aan die inkomenstransferten besteed worden.
Ook de nieuwe federale regering van ons land wil de publieke investeringen in ons land doen stijgen van 2,6 naar 4 procent van het nationaal inkomen tegen 2030. En een deel daarvan moet effectief groen geïnvesteerd worden. Maar het IMF gaat verder dan het federale regeerakkoord dat het woord CO2-taks niet durft gebruiken. Ook het subsidiëren van CO2-emissies via de bedrijfswagens kan nog tot 2026 doorgaan.
Collectief vermogen
Eén ding wordt ook door het IMF niet expliciet vermeld, maar het lijkt me wel de moeite om het in de verf te zetten. Als overheden eigenaar worden van bepaalde activa zullen ze er ook de eventuele winsten van ontvangen. Die gaan dan naar alle burgers. In een wereld van toenemende ongelijkheid zijn publieke investeringen één mogelijke manier om daar iets aan te verhelpen. Allemaal samen vermogen bezitten en daar beter van worden, zoals Noorwegen of Singapore dat doen met hun grote openbare vermogensfondsen.
Klimaateinder
Natuurlijk, het fonds wijst in zijn Fiscal Monitor op het risico dat publieke investeringen niet allemaal kwaliteitsvol zijn, zeker als er massaal veel geïnvesteerd wordt. Terecht. Publieke investeringen gebeuren door mensen die werken met belastinggeld en er kan veel mislopen. Geen reden dus om euforisch te gaan doen, wel om hard te werken en goed toe te zien. Maar dat is dan weer geen reden om de potentiële voordelen te ontkennen. Het IMF wijst erop dat publieke investeringen in crisistijden kunnen leiden tot een vermenigvuldiging omdat ze een veelvoud aan private investeringen in het leven roepen, en zo tot meer banen leiden, gewoon omdat ze vertrouwen en stabiliteit scheppen.
Waar het hier ten gronde om gaat, is dat er eindelijk een doorbraak is voor een idee dat eigenlijk voor de hand ligt: de klimaatcrisis of ongelijkheid zijn zaken die je niet echt kan aanpakken zonder een actieve overheid. We schreven dat in 2007 bij de publicatie van ons boekje ‘De stille dood van het neoliberalisme’ maar soms moeten ideeën wachten tot de tijd rijp is. Te midden van alle coronazorgen zien we toch een glinstering van licht opdoemen aan de bewolkte kim: als de EU, China en de VS (onder Biden) echt voor een sterk klimaatbeleid gaan, kunnen we de klimaatcrisis misschien toch nog onder controle houden.
John Vandaele
Dit opiniestuk verscheen eerder in De Standaard van 15 oktober 2020.