De Raad van State besliste vrijdag opnieuw om de corona-maatregelen van de regering in stand te houden. Hij aanvaardde dat één minister op basis van de huidige wetgeving maatregelen neemt die onze grondwettelijke vrijheden en rechten drastisch beperken. Onverantwoord, volgens grondwetsspecialisten. Ze luiden de alarmbel.
Het coronavirus houdt België stevig in zijn greep. Het stelt de overheid voor een verpletterende verantwoordelijkheid. Ze heeft de plicht om de volksgezondheid te beschermen, maar dat gaat gepaard met een enorme economische en sociale kost. In zo’n situatie past het de overheid enig krediet te geven. Het is gemakkelijk kritiek te geven als je zelf niet aan het roer staat.
Toch moeten we het hebben over de manier waarop wordt opgetreden. Juist nu heeft de overheid nood aan advies. Ze heeft zich daarvoor omringd met virologen en andere experten. Dat is verstandig. Jammer genoeg springt ze minder zorgvuldig om met de grondwet. De meest drastische inperkingen op onze grondrechten – isolatiemaatregelen, een avondklok en lockdown – steunen op een eenvoudig ministerieel besluit, ondertekend door één minister, en zonder voorafgaand juridisch advies.
Grondwetsspecialisten zijn het erover eens: die werkwijze is in strijd met de grondwet. De grondwet wil dat het parlement zelf beslist over ingrijpende beperkingen op grondrechten. De wetgeving waarop de regering zich beroept, was helemaal niet bedoeld voor de langdurige en drastische inperkingen die we nu kennen. Sowieso mag de wetgever zo’n verantwoordelijkheid niet geven aan een enkele minister. Toch blijft de regering koppig verdergaan met het ministerieel besluit.
De regering zal misschien zeggen dat de maatregelen niet écht door een enkele minister worden genomen, maar dat ze politiek veel ruimer gedragen zijn. Juridisch overtuigt dat niet. Bovendien ontbreekt de cruciale stem van het parlement. Het parlement moet het heft hierover in eigen handen nemen en een coronawet stemmen die de regering een duidelijk kader biedt. Dat gaat om een wezenlijk aspect van onze democratie: dat beperkingen aan onze rechten en vrijheden worden besproken en afgewogen in een open en publiek parlementair debat. Dat geeft de moeilijke beslissingen een breder draagvlak. En het maakt de positie van de verschillende partijen zichtbaar.
Verontrustend is dat de Raad van State nu de indruk geeft dat de regering gelijk heeft. Er waren beroepen tegen de avondklok en de sluiting van de horeca ingediend. Het belangrijkste argument was dat de bestaande wetgeving onvoldoende is voor dergelijke maatregelen en dat ze niet bij ministerieel besluit kunnen worden ingevoerd. Beide beroepen werden afgewezen. We begrijpen dat de Raad voorzichtig wil zijn. Toch vinden we dat de Raad van State een fout signaal geeft.
De eerste reden is dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. De Raad van State sprak zich intussen al in 32 arresten uit over de coronamaatregelen. Slechts in één geval ging de Raad tot schorsing over: dat de burgemeester van Brussel de prostitutie aan banden legde, werd de Staatsraden wat te machtig. In de meeste arresten ging de Raad tot voor kort niet eens in op de grond van de zaak. Zijn beleidslijn is duidelijk: we leggen de regering geen strobreed in de weg. Zelfs als dat ten koste gaat van de grondwet en de democratische rechtsstaat. Grondwet en rechtsstaat zijn geen holle woorden. Ze bieden burgers de garantie dat de overheid geen misbruik maakt van haar macht, maar zorgvuldig omspringt met ons leven en onze vrijheid.
De tweede reden is dat de Raad van State de regering een vals gevoel van veiligheid geeft. De Raad van State sloot immers niet uit dat de wetgeving zelf ongrondwettig is. Maar, zo merkte hij fijntjes op, de Raad is niet bevoegd om wetten te toetsen. Daarmee schuift hij de verantwoordelijkheid van zich af. Nochtans had de Raad van State wél de wet kunnen interpreteren in overeenstemming met de grondwet. Dan had hij moeten vaststellen dat ze geen grondslag kon bieden aan de coronabesluiten.
Het is belangrijk om bij dit alles een aantal problemen van elkaar te onderscheiden. Het gaat ons, voor alle duidelijkheid, niet over het nut of de evenredigheid van de maatregelen. Dat is een afzonderlijk verhaal. De vraag wie mag beslissen over de inperking van onze vrijheden, gaat daar nog aan vooraf. Ons punt is ook niet dat het ministerieel besluit op de schop had gemoeten, juist nu het zorgpersoneel op de toppen van hun tenen loopt. De Raad van State beschikte immers over de mogelijkheid om de overheid te wijzen op het probleem, maar de maatregel uiteindelijk toch niet te schorsen. Hij kon de crisissituatie inroepen om het ministerieel besluit in stand te houden. Zo had de Raad van State, zonder schade toe te brengen, de overheid kunnen waarschuwen dat een coronawet broodnodig is. We betreuren dat de Raad van State deze rol als waakhond niet opneemt.
De corona-besluiten zijn hiermee niet gevrijwaard. Er zijn nog mogelijkheden om ze aan te vechten. Een politierechter in Charleroi vond het besluit over eerdere maatregelen ongrondwettig. Andere rechters kunnen volgen over de nieuwe ministeriële besluiten, ondanks het arrest van de Raad van State. Maar moet er echt gedreigd worden met rechtszaken vooraleer het parlement en de regering hun verantwoordelijkheid opnemen? We vragen het al maandenlang: zorg voor een coronawet. Waarom is dat zo moeilijk?
Patricia Popelier (UAntwerpen), Catherine Van De Heyning (UAntwerpen), Frédéric Bouhon (ULiège), Anne-Emmanuelle Bourgaux (UMons), Eva Brems (UGent), Pieter Cannoot (UGent en UAntwerpen), Elke Cloots (UAntwerpen), Stéphanie De Somer (VUB en UAntwerpen), Hugues Dumont (USaint-Louis), Mathias El Berhoumi (USaint-Louis), Koen Lemmens (KULeuven), Steven Lierman (KULeuven), Johan Lievens (VUAmsterdam en KULeuven), Evelyne Maes (ULiège, USaint-Louis), Toon Moonen (UGent), Céline Romainville (UCLouvain), Stijn Smet (UHasselt), Stefan Sottiaux (KUleuven), Jan Theunis (UHasselt), Wouter Vandenhole (UAntwerpen), Dirk Vanheule (UAntwerpen), Stijn Verbist (UHasselt), Marc Verdussen (UCLouvain),
Hendrik Vuye (UNamur), Jogchum Vrielink (USaint-Louis)
Commentaar
LEF is het eens met deze visie. Wij zien hierin het zoveelste bewijs van de uitholling van de macht van het Parlement ten koste van een toenemende verschuiving van de macht naar de regering in ons land.