Koopkrachtplakkaat

EnergieplakkaatC

173646265 10222054268599783 1356797931624160070 n

Delen van artikels

Hoe vaak kan je zeggen dat het vijf voor twaalf is? Twee jaar geleden waren de verwachtingen voor de klimaattop in Kopenhagen hoog gespannen, maar niet ingelost. Verleden jaar was de top in het Mexicaanse Cancun bij voorbaat een flop; toch werden enkele algemene doelstellingen overeengekomen om de klimaatverandering tegen te gaan.

En binnen enkele weken is het opnieuw zover: 192 landen verzamelen in het Zuid-Afrikaanse Durban om te onderhandelen over een wereldwijd bindend akkoord om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het Internationaal Energieagentschap waarschuwt intussen dat we op weg zijn naar een temperatuurstijging van gemiddeld 3,5 graden Celsius tegen eind deze eeuw. Ter vergelijking: een stijging van twee graden wordt als de absolute grens beschouwd om zeer ernstige klimaatgevolgen te vermijden.

Is het dan opnieuw vijf voor twaalf? Het is ondertussen tien over twaalf. De klimaatverandering is immers bezig en veroorzaakt wereldwijd heel wat problemen. VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon verwoordde het enkele maanden geleden als volgt: “Natuurrampen komen steeds vaker voor en worden steeds zwaarder, zowel in de rijke als de arme landen. Ze vernielen leven, infrastructuur, instellingen en ze putten begrotingen uit. Het is een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid.” We zullen dus zowel een verdere opwarming moeten bestrijden als ons aanpassen aan het reeds gewijzigde klimaat.

De tijd dringt verder en internationaal wordt gehoopt op een bindend klimaatakkoord voor eind dit jaar. Maar het overleg zit muurvast. VS-president Obama mag dan progressiever zijn dan zijn voorganger Bush, toch krijgt hij geen politiek draagvlak voor een sterk klimaatengagement in eigen land. Nochtans zijn de Verenigde Staten de grootste historische vervuiler en hebben zij de grootste verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid van broeikasgassen in onze atmosfeer.

Maar intussen stoten groeilanden als China, India, Brazilië en Zuid-Afrika steeds meer broeikasgassen uit. In 2010 werd de grootste emissie opgetekend in de geschiedenis. Dat heeft te maken een heropleving van de economie in de industrielanden, maar vooral met de gigantische economische vooruitgang in de groeilanden. China is intussen de grootste jaarlijkse uitstoter; daarbij moet wel opgemerkt worden dat het land een vierde van de wereldbevolking herbergt en de gemiddelde Chinees dus minder uitstoot dan wij. Toch krijgen we de klimaatverandering nooit onder controle als deze groeilanden niet willen meewerken aan een internationaal klimaatbeleid.

En de Europese Unie? De EU heeft rechtstreekse controle over veertien procent van de globale uitstoot van broeikasgassen. Dat is beperkt, maar niet onbelangrijk. Bovendien gaat het niet alleen over onze bijdrage aan een internationaal klimaatakkoord, maar ook over onszelf. Op dit moment willen de Europese lidstaten gezamenlijk twintig procent minder broeikasgassen uitstoten tegen 2020, ten opzichte van 1990. Uit tal van studies blijkt echter dat een grotere klimaatambitie in Europa, namelijk dertig procent minder uitstoot tegen 2020, ons heel wat bijkomende voordelen oplevert. Volgens een rapport van de Europese Commissie kan het jaarlijks leiden tot een besparing van drie tot acht miljard euro in gezondheidszorg door de verbeterde luchtkwaliteit. Bovendien zou de Europese energiefactuur dalen met meer dan veertig miljard euro door een verminderde import van fossiele brandstoffen. En ook de Europese tewerkstelling zou wel bij varen bij de hogere doelstelling: volgens een studie van de Duitse overheid zou het bruto binnenlands product in Europa stijgen met meer dan 800 miljard euro en zouden zes miljoen groene jobs extra worden gecreëerd. Met andere woorden: het kost ons minder om meer te doen voor het klimaat.

Ondanks die mooie perspectieven blijft Europa verdeeld. Onder meer het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Spanje pleiten voor een Europese uitstootvermindering van twintig naar dertig procent. Landen als Polen en Italië staan echter op de rem. En België? Ons complex landje houdt zich op de vlakte, omdat Vlaanderen de kaart van dertig procent achter de hand wil houden om pas uit te spelen bij een nieuw internationaal akkoord.

Maar daarop wachten heeft geen zin meer. Europa moet, samen met andere bereidwillige landen, eigenzinnig de overgang maken naar een duurzaam economisch model. Niet alleen voor het klimaat, maar ook voor onze economie en gezondheid. Dit betekent investeren in innovatie en nieuwe technieken die op termijn onze regio een technologische voorsprong zullen geven en kostenbesparend zullen zijn. Die schone technologie kan later elders in de wereld groeilanden helpen om schoon te ontwikkelen. Op die manier vergroot de kans dat ook zij bindende reductiedoelstellingen aanvaarden.

In het federale deelakkoord over klimaat is de doelstelling van dertig procent bovendien opgenomen. Wij rekenen er dan ook op dat de Vlaamse partijen die federaal onderhandelen, dit ook willen hard maken binnen de Vlaamse regering. Op die manier kan onze regio Wallonië en Brussel vervoegen die zich daar al eerder toe engageerden. En kan België de klimaatprogressieve landengroep versterken. Zo investeren we om op termijn te besparen.

Hermes Sanctorum, Vlaams parlementslid voor Groen!
Bart Martens, Vlaams parlementslid voor sp.a
Gwenny De Vroe, Vlaams parlementslid voor Open VLD

Dit opiniestuk verscheen eerder in De Standaard op 21 november 2011