De financiële crisis die in september 2008 uitbrak en dit jaar een aantal Europese landen op de rand van het failliet brengt is maar één aspect van de crisis van het kapitalistisch systeem. Daarnaast heb je een economische en sociale crisis en de milieucrisis. Sommigen spreken van een beschavingscrisis. Een aspect dat minder aandacht krijgt is de crisis van de democratie die hiermee gepaard gaat.
Deze crisis(sen) kunnen in grote lijnen op twee manieren aangepakt worden.
Rechtse antwoorden zijn bvb. handel in emissierechten, begrotingstekorten verminderen door antisociale besparingsmaatregelen zoals verlenging van de loopbaan, vermindering van werkloosheidsvergoedingen, snoeien in uitgaven voor onderwijs en gezondheidszorg, openbaar vervoer en uitverkoop van overheidsdiensten en -bezittingen. Indien de democratisch verkozen politici dit aan hun kiezers niet verkocht krijgen worden supranationale organismen ingeschakeld zoals het IMF en de EU, waar de democratie congenitaal ver te zoeken is. Met het recent door de Europese Raad en Europese Commissie voorgestelde Europees Economisch Bestuur is zich een ware staatsgreep aan het voltrekken waarmee het establishment hoopt het neoliberale en antisociale beleid tegen de wil van het overgrote deel van de bevolking steeds verder door te drijven.
Linkse antwoorden zijn er in verschillende verschillende varianten. De meest radicale pleiten ervoor de grondoorzaken van de crisis(sen) aan te pakken en daarvoor het onder gemeenschapscontrole brengen van de grote productiemiddelen inclusief de financiële instelllingen. Zij stellen ook dat dit een verdieping van de democratie zou betekenen door een grotere greep van de overheid, en dus van de politiek en dus van de bevolking op het maatschappelijk gebeuren te geven.
Meer gematigd linkse antwoorden (die ook door de meeste radicaal linksen als realistische objectieven hier en nu voorgestaan worden) gaan in Keynesiaanse richting. Voorbeelden hiervan zijn de eisen voor fiscale rechtvaardigheid, strikte reglementering van het financiewezen, behoud van koopkracht en sociale rechten van de werkende bevolking, meer overheidsinvesteringen, heroriëntering van de economie in duurzame (groene) zin, enz.
Welke nuances er ook kunnen gezien worden in de linkse antwoorden, in ieder geval is de sociale strijd ook een strijd voor democratie. Dit was in het verleden zo (denk maar aan de strijd voor het algemeen stemrecht), de permanente strijd voor economische democratie door het aan banden leggen van de onbeperkte macht van de werkgevers door vakbondsrechten, en nu in de strijd tegen het Europees Economisch Bestuur.
Rol van de (Belgische) Vakbonden
In deze strijd voor sociale rechten en voor democratie is in onze contreien de enige kracht die werkelijk gewogen heeft op de politiek en in de toekomst zal kunnen wegen: de vakbonden.
Dit geldt in het bijzonder voor de Belgische Vakbonden, die daarenboven een voortrekkersrol spelen in het Europees en in het Wereldsyndicalisme.
De volhardende en meestal anonieme inzet van vele duizenden vakbondsmilitanten verdient dan ook de hoogste waardering.
Michel Vanhoorne
Coördinator van LEF-FGE