Een groene toekomst, daar zijn we allemaal voor, schrijft TOM DE MEESTER. Alleen zal het niet lukken met de ‘nu eens dit, dan weer dat’-aanpak die dezer dagen gehanteerd wordt.
‘De keuze voor zonne-energie was fout’, zegt Vlaams minister van Energie Freya Van den Bossche (SP.A). ‘Zonnepanelen worden niet alleen te royaal gesubsideerd, ze zijn ook het minst efficiënt.’ (DS 18 april). Nochtans is dat de kern van het debat niet. Ook andere vormen van groene energie worden immers royaal gesubsidideerd. De subsidies voor zonnepanelen zijn maar het topje van de ijsberg.
Weelde voor Electrabel
Uit pas gepubliceerde statistieken van de Vreg, de Vlaamse energieregulator, blijkt dat vorig jaar maar 16 procent van alle groenestroomcertificaten voor zonnepanelen bestemd was. De bijstook van biomassa in steenkoolcentrales, bijvoorbeeld, slorpt veel meer groenestroomcertificaten op. In de provincie Oost-Vlaanderen alleen al waren vorig jaar 560.195 groenestroomcertificaten bestemd voor ‘biomassa afkomstig uit bos- en landbouw’. Dat is meer dan alle zonnepanelen in heel Vlaanderen samen. Grote slokop is hier Electrabel, dat een aftandse steenkoolcentrale bij Gent ombouwde tot ‘groene’ biomassacentrale en daar houtkorrels opstookt die allesbehalve CO2-neutraal met dieselschepen uit Canada worden aangevoerd. Electrabel investeerde 125 miljoen euro in Rodenhuize, en strijkt in ruil jaarlijks 100 miljoen euro op aan groenestroomcertificaten, nog tien jaar lang.
De federale energiewaakhond Creg raamt de financiële return van biomassa-projecten op 1.000 procent, en de Vlaamse regering kon moeilijk anders dan het aantal groenestroomcertificaten voor biomassa-centrales met 30 procent verminderen. Niet genoeg om de misbruiken te stoppen, maar voldoende om Electrabel flink kwaad te krijgen. Na intens lobbywerk verkreeg Electrabel een uitzondering voor de centrale van Rodenhuize, die geen 30 maar slechts 11 procent groenestroomcertificaten moet inleveren. Bovendien belooft de Vlaamse regering in het nieuwe decreet ‘dat dit percentage tot 2021 niet kan verhoogd worden’. Mocht een regering het toch in haar hoofd halen om de wet te wijzigen, dan ‘vergoedt de Vlaamse overheid de eigenaars van de desbetreffende installaties de geleden schade’, zo staat in het decreet te lezen. Ook hier is het de consument die opdraait voor de kosten.
Windenergie de oplossing?
Ook windenergie is helemaal niet zo goedkoop als minister Van den Bossche beweert. Windmolens op land zijn betaalbaar, maar de windparken voor de Belgische kust zijn peperduur. De 55 windmolens van pioniersproject C-Power kosten de consument 108 miljoen euro per jaar, berekende de Creg. Die factuur dreigt in de toekomst fors op te lopen. Tegen 2018 moeten vijf bijkomende windmolenparken operationeel zijn. Samen zijn die goed voor een capaciteit van 2.300 MW. Dat is zeven keer meer dan het C-Power-project. De honderden windmolens zullen elektriciteit opwekken voor 4,2 miljoen gezinnen, en de CO2-uitstoot met 3 miljoen ton verminderen. Goed nieuws dus, maar als het subsidiebeleid niet verandert zullen de gezinnen opdraaien voor de kosten. De KULeuven berekende dat de factuur voor de gezinnen tegen 2030 oploopt tot meer dan 1,1 miljard euro, of 250 euro per gezin. Het Belgische beleid is bovendien ook 2,5 keer duurder dan in Nederland, en maar liefst 10 keer duurder dan in Duitsland.
De consument subsidieert via de groenestroomcertificaten de winsten van multinationals. De NV Colruyt bijvoorbeeld, bouwt diep in zee 55 windturbines, en zal voor dat Belwind-project miljoenen subsidies opstrijken. Moeten de consumenten die subsidies betalen, als Colruyt jaarlijks 473 miljoen euro winst maakt? Dat kan toch de bedoeling niet zijn? Of neem de windmolens van C-Power, die ondertussen grotendeels in handen zijn van EDF en RWE, Europese energiereuzen die respectievelijk 1,02 miljard euro en 1,15 miljard euro winst per jaar maken. Niet de groene stroom is het probleem, wel de geldstroom van burgers naar bedrijven.
Wie zal dat betalen?
We moeten het beleid omgooien. Waarom zouden we winstgevende multinationals subsidiëren voor groene stroom, als diezelfde multinationals met grijze stroom woekerwinsten blijven maken? Een Europees onderzoek van het gereputeerde onderzoeksbureau CapGemini berekende dat de Europese energiebedrijven dankzij dure energieprijzen en hoge winsten een spaarpotje van 175 miljard euro hebben opgebouwd. Hoelang blijven we die financiële transfers als samenleving aanvaarden?
We moeten het energielandschap drastisch hertekenen. Na tien jaar liberalisering van de energiemarkt is het puin ruimen. De energieprijzen swingen de pan uit en de megawinsten van de energiesector blijven buiten schot. Vijf energiereuzen – GDF Suez, EDF, E.on, RWE en Enel – domineren de Europese energiemarkt. Het blinde geloof in de wonderen van de vrije markt heeft als gevolg dat consumenten opdraaien voor de kosten van groene stroom, terwijl de winsten van de energiesector buiten schot blijven.
In de logica van de vrije markt investeren multinationals alleen in groene energie als de consumenten hun winsten blijven subsidiëren. Dat is pervers. Als we een groene toekomst willen, moeten we weer greep krijgen op de energiemarkt. Als de markt faalt, moet de overheid het roer overnemen. Moeten we niet durven nadenken over een nationalisering van de energiesector? Het is hoog tijd. Voor het klimaat is het vijf na twaalf, en de uitdagingen zijn enorm. De komende 20 jaar moet de helft van alle Europese energiecentrales vervangen worden. Europees Commissaris Öttinger stelt bovendien dat er de komende tien jaar 1 biljoen euro (1.000 miljard) moet geïnvesteerd worden in het Europese stroomnetwerk. Dat is 2.000 euro per inwoner per jaar. Wie gaat dat betalen? De consument of de energiesector?
De toekomst is groen, maar dan moeten we wel zelf opnieuw de hefbomen in handen krijgen. De energiereuzen hebben hun kans gehad. Het is tijd voor een ommekeer.
TOM DE MEESTER
Energiespecialist van de PVDA.
Eerder verschenen in De Standaard, 20 april 2011