Recent werd in deze krant de indruk gewekt dat fijn stof ongevaarlijk zou zijn en dat de berichtgeving over de gevaren van fijn stof erg overdreven is. Kort nadat een MIRA-rapport fijn stof uitriep tot het belangrijkste milieugezondheidskundig probleem verscheen een opinie in deze krant dat het allemaal om bangmakerij en kwakzalverij zou gaan (L. Bonneux, ‘Fijn stof slecht voor de gezondheid kwakzalverij’ De Morgen van 11 augustus).
Omdat over de gevaren van fijn stof al zeker twintig jaar heel wat te doen is in wetenschap en beleid, is er een lange internationale traditie in het beoordelen en wegen van de resultaten vanal het onderzoek dat is gepubliceerd. Belangrijke spelers hierin zijn o.a. het Amerikaanse Milieu Agentschap (Environmental Protection Agency, EPA) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Het meest recente document waarin alle kennis wordt samengevat is de “Integrated Science Assessment” van de EPA uit 2009. Daarin wordt met inachtneming van alle onzekerheden het verband tussen fijn stof en sterfte zowel op korte als lange termijn “oorzakelijk” genoemd.
De heer Bonneux is mogelijk met deze publicaties niet bekend. Hij heeft in ieder geval zelf nooit onderzoek gepubliceerd naar luchtverontreiniging en gezondheid. Hij schrijft al wel vele jaren sterk op elkaar lijkende stukjes in de dagbladen over fijn stof, maar heeft het tot nu toe niet aangedurfd zijn ‘kritiek’ aan collega onderzoekers in de vaktijdschriften aan te bieden.
Bonneux gebruikt een drietal argumenten in zijn betoog :
Houden deze steek ? We lopen ze even met u na :
- Bonneux beweert in zijn artikel dat in armere milieus de blootstelling aan fijn stof vaak groter is dan bij mensen in hogere sociale klassen, en dat de opgetekende gezondheidseffecten niet aan fijn stof moeten worden toegeschreven maar aan de ‘sociale achterstand’ en de daarbij samenhangende factoren. Een op zich interessante gedachte – maar wel een die al herhaaldelijk is getoetst. Zo bleek uit onderzoek in bijvoorbeeld Rome en Nederland dat welstand juist samenhing met een hogere blootstelling aan luchtverontreiniging: brede straten met veel verkeer in oude binnensteden zijn het meest vervuild maar hebben dikwijls ook de duurste huizen. Ander onderzoek vindt wel de door Bonneux gesuggereerde trend, maar dit is dus niet altijd het geval. Er is veel aandacht besteed aan het ontrafelen van de onderscheiden effecten van sociale status en fijn stof. In het epidemiologisch onderzoek bekijken wij bijvoorbeeld één specifieke groep binnen de samenleving zodat van deze vertekening geen sprake meer is. Uit dat onderzoek blijkt soms (maar niet altijd) dat mensen met sociale achterstand een grotere gevoeligheid hebben voor schade door luchtverontreiniging. Overigens kan worden opgemerkt dat het onderzoek naar (andere) effecten van sociale status op precies dezelfde manier (en deels door dezelfde onderzoekers, in dezelfde studies) wordt uitgevoerd als het onderzoek naar fijn stof. Er kunnen dan ook dezelfde vragen bij worden gesteld. Maar kennelijk zijn wij kwakzalvers wanneer wij onze aandacht richten op fijn stof, en is deze kwalificatie niet van toepassing in die delen van onze rapportages die over sociale status gaan?
- Dan is er het proefdieronderzoek dat uiteraard niet onderhevig is aan sociaal economische factoren. In tegenstelling tot wat Bonneux beweert neemt de overeenstemming tussen resultaten van proefdierstudies en epidemiologisch onderzoek bij de mens al jaren toe. Een voorbeeld wordt gevormd door studies bij muizen die gevoelig zijn voor het ontwikkelen van slagaderverkalking. De muizen werden voor de ene helft blootgesteld aan zuivere lucht en voor de andere helft aan fijn stof concentraties die realistisch zijn voor o.a. de situatie in Vlaanderen en dus helemaal niet de extreem hoge concentraties waar Bonneux het over heeft. De blootgestelde groep ontwikkelde na een blootstelling van 6 maanden veel meer verkalking dan de niet blootgestelde groep.
- Luchtverontreiniging door fijn stof zorgt in België en Nederland voor een beduidende - wetenschappelijk goed onderbouwde - bijdrage aan ziekte en sterfte bij kinderen en volwassenen. Uit het MIRA rapport blijkt dat fijn stof de meest gezondheidsschadelijke milieufactor is. Het blijft dus nodig om de concentraties ervan verder te reduceren. Al jaren geleden lieten degelijke kosten-baten analyses zien dat de kosten van verdergaande maatregelen veel lager zijn dan de in geld uitgedrukte gezondheidswinst. Het is verder geen kwestie van “ofwel luchtvervuiling, ofwel sociale achterstand”, maar van een geïntegreerde aanpak tegen alle factoren die de gezondheid bedreigen. Daarbij is niemand geholpen met schijndiscussies waarin de bewijskracht van milieufactoren op andere wijze wordt beoordeeld dan die van sociale achterstand, hoge bloeddruk, enzovoort.
Prof. dr. Tim Nawrot, hoofddocent milieu-epidemiologie, Universiteit Hasselt en Universiteit Leuven, KU Leuven; Prof. Dr. Benoit Nemery, gewoon hoogleraar arbeids- en milieugeneeskunde, Universiteit Leuven, KU Leuven; Frans Fierens, wetenschappelijk medewerker, Interregionale cel voor het leefmilieu ; Dr. Marc Goethals, cardioloog, O.L.V. Ziek enhuis Aalst; Prof. dr. Bert Brunekreef, hoogleraar milieu-epidemiologie, Universiteit Utrecht; Eredoctor KU Leuven (2008).
Dit opiniestuk verscheen ingekort en gewijzigd in De Morgen van 18 augustus 2012.