1. Loonkosten verminderen zijn zonder compensatie een verlies voor de sociale zekerheid.
Als werkgevers het hebben over de hoge loonkost, dan hebben ze het vooral op de werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid. Ons loon bestaat uit een nettoloon, een werknemersbijdrage aan de sociale zekerheid, de bedrijfsvoorheffing en de werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid. Het is vooral op dat laatste deel van het loon dat de werkgevers willen beknibbelen. De werknemers zullen daar toch niets van voelen is hun redenering. De werkgeversbijdrage staat in tegenstelling tot de andere delen van het loon immers niet op de loonfiche, waardoor het lijkt alsof het ook geen deel uitmaakt van het loon.
Niets van voelen? De werkgeversbijdrage is een deel van de totale loonkost die naar de sociale zekerheid gaat. Dit dient voor de financiering van je toekomstige pensioenrechten, voor ziektevergoedingen, voor werkloosheidsuitkeringen, voor kinderbijslagen enz…. Wanneer deze bijdragen niet worden gecompenseerd door bijvoorbeeld belastingen op kapitaal, zal de rekening doorgeschoven worden naar de werknemers door bijvoorbeeld hogere remgelden, duurdere medicatie, lagere uitkeringen met als gevolg een daling van de koopkracht.
Voor een rechtvaardige alternatieve financiering heeft de regering Di Rupo in haar begrotingsmaatregelen voor 2013 alvast niet gezorgd: geen belasting op grote vermogens, geen belasting op meerwaarden van particulieren, geen afbouw van de misbruiken van de notionele intrestaftrek, geen minimale vennootschapsbelasting, geen verhoogde bijdragen voor zelfstandigen, geen taks op vliegen in business…. Met bovenop een nieuw rondje allerlaatste fiscale amnestie, ter wille van de grote fraudeurs.
2. Niet in alle sectoren is de loonkost een probleem
De loonkostenhandicap veralgemenen naar alle sectoren is de waarheid geweld aandoen! Zo liggen de cijfers in België in de industrie gunstiger dan in de dienstensectoren. Als men de cijfers in de industrie vergelijkt, dan is de loonkost per geproduceerde eenheid in België lager dan in Duitsland en Frankrijk. In de dienstensector ziet het plaatje er anders uit. Daar ligt de loonkost per geproduceerde eenheid in België hoger dan in de buurlanden. Vooral het verschil met Duitsland is groot, maar het is minder groot als men vergelijkt met Frankrijk en Nederland. Het grote verschil met Duitsland heeft te maken dat precies in de Duitse dienstensector het jobmodel van één euro per uur heeft toegeslagen, en alle lonen naar beneden duwde. Wat de werkgevers in hun concurrentielogica niet mogen vergeten is, dat een deel van de dienstensector niet onderhevig is aan de concurrentie op internationaal vlak, zoals bijvoorbeeld de grootwarenhuizen en de horeca. Dus wat dat betreft hoeven er geen vergelijkingen met het buitenland gedaan te worden en hoeven we het woord handicap niet te gebruiken.
3. Ondanks dat de ondernemingen gigantisch veel verminderingen van de sociale bijdragen en van andere lasten op arbeid kregen, kwam er geen duurzame jobcreatie
Volgens de werkgeversorganisaties belet de hoge loonkost om te investeren en om jobs te creëren. Maar het is precies dat wat ze verzaken. Nochtans kregen de ondernemingen gigantisch veel verminderingen van de sociale bijdragen en van andere lasten op arbeid. En daar stond bijlange geen duurzame jobcreatie tegenover. De voorbije vijftien jaar verminderden de opeenvolgende federale regeringen de loonlasten van de ondernemingen met een rist sociale bijdrageverminderingen en fiscale kortingen. In 2012 gaat het in totaal om bijna 10,5 miljard euro. Zo kregen de ondernemingen meer terug van de overheid dan wat ze aan belastingen hebben betaald: 9,7 miljard euro in 2010 op een totale winst van 82,4 miljard euro.
4. De marktsector, de achterban van UNIZO en VBO, heeft de laatste 10 jaar netto geen jobs gecreëerd
In Knack van 24 januari 2010 zegt Eregouverneur Fons Verplaetse het volgende:” Tussen 2000 en 2010 is in België de bevolking op arbeidsleeftijd (15 tot 64 jaar) gestegen van 6,7 miljoen tot 7,1 miljoen, een toename met 400.000. Een derde daarvan werd werkzoekende, twee derde vond een job. Als je dan kijkt in welke jobs die mensen terechtkwamen, kom je tot de vaststelling dat die jobs allemaal met een zeer forse tussenkomst van de overheid tot stand kwamen: overheidspersoneel waar de staat 100 procent van de loonkosten draagt, de non-profit sector waar de overheid twee derde van de loonkosten betaalt, en de dienstencheques waar de overheid minstens evenveel bijdraagt. Het aantal mensen dat een job heeft waar de overheid het grootste deel van de loonkosten draagt is gestegen van 1,2 miljoen in 2000 tot bijna 1,5 miljoen in 2010, dus met 300.000. Ook het aantal zelfstandigen is in ons land wat gestegen, met 25.000. Dat wil dus zeggen dat de marktsector de laatste tien jaar geen jobs heeft gecreëerd.”
5. Als we de concurrentielogica blijven volgen, zijn de werknemers de verliezers
Het “argument” van de competitiviteit wordt ook in onze buurlanden gebruikt om de lonen te drukken. Want die zitten natuurlijk ook niet stil! Zo blijft de solidariteit tussen alle werknemers van de wereld gebroken, en verzwakken de vakbonden in hun strijd voor betere loon en arbeidsvoorwaarden.
6. De aanval op de rechten, de lonen en de systemen van collectief overleg van de werknemers in Europa is een ideologische keuze die op egoïsme berust
Het bewijs hiervan kan je vinden in het nieuwe rapport van het directoraat-generaal Economische en Financiële zaken (GG – ECOFIN). Dit rapport wijdt een specifiek hoofdstuk aan de hervormingen van de arbeidsmarkt die de lidstaten doorgevoerd hebben in het voorbije decennium. Hervormingen die als ’tewerkstellingsvriendelijk’ beschouwd worden krijgen de score min één. Aan de andere kant krijgen hervormingen waarvan men oordeelt dat ze de tewerkstelling niet positief beïnvloeden, een score plus één. En weet je welke hervormingen van de arbeidsmarkt door de DG ECOFIN als tewerkstellingsvriendelijk worden beschouwd? Dit varieert van maatregelen die de werkloosheidsuitkeringen verminderen, de opzeggingstermijnen verminderen, de proefperiode bij contracten van onbepaalde duur verlengen, maatregelen die de tijdelijkheid en onzekerheid verlengen, tot maatregelen die de pensioenleeftijd of vervroegde pensioenleeftijd verhogen of financieel afstraffen.
Nog erger is het gesteld op het vlak van de loonvorming. Hier krijgen we de visie dat een beleid dat minimumlonen vermindert als ‘tewerkstellingsvriendelijk’ moet gecatalogeerd worden. Het wordt zelfs nog schandaliger als de Commissie stelt dat regeringstussenkomsten, die zorgen dat het collectief loonoverleg wordt afgebouwd en voor gevolg heeft dat zo de impact van vakbonden op het loonvormingsproces vermindert, tewerkstellingsvriendelijk is.
Hieronder de volledige tekst: ” We zijn allen Grieken” door Ronald Janssen, economisch adviseur voor het Europees Vakverbond (EVV).)
De concurrentielogica die de werkgevers ons opdringen, gaat uit van het standpunt: hoe de winst van enkelingen verhogen, hoe de productiviteit verhogen en hoe de kosten drukken. Vanuit het standpunt van de werknemers moeten we een heel andere logica volgen. Een logica die de afbraakpolitiek stopt en vertrekt van de cijfers die getuigen van de ongelijkheid, de sociale onrechtvaardigheid en de uitbuiting van mens dier en milieu.
Omdat een andere wereld mogelijk is.
Guido Deckers
Nationaal ACV propagandist voor het thema rechtvaardige fiscaliteit.
We zijn allen Grieken!
door Ronald Janssen (*)
Verschenen op 15 november 2012 in Social Europe Journal
De aanval op de rechten, lonen en systemen van collectief overleg
van de werknemers in Europa gaat verder. De recentste episode
daarvan kan men vinden in het nieuwe rapport van het directoraatgeneraal Economische en financiële zaken (DG ECOFIN), Labour market developments in Europe, 2012 [1].
Dit rapport wijdt een specifiek hoofdstuk aan de hervormingen van de arbeidsmarkt die de lidstaten doorgevoerd hebben in het voorbije decennium. Deze analyse is gesteund op de zogenoemde LABREF-database. De Europese Commissie heeft deze database ontwikkeld
sinds 2005, samen met het Comité Economische Politiek(dat de ECOFIN-raadadviseert op het vlak van de hervorming van de economische politiek; het is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, komende uit ministeries van financiën en/of economische
zaken).
De LABREF-database brengt informatie bijeen over negen ruime aspecten van de arbeidsmarktpolitiek. Het gaat over de belasting op arbeid, systemen voor werkloosheidsvergoeding, loopbaanbeschermende maatregelen, actieve arbeidsmarktpolitiek en loonvormingsprocedures. De database beschrijft voornamelijk de doelstellingen en belangrijkste aspecten van de arbeidsmarkthervormingen die reeds doorgevoerd werden. Maar daarbovenop kent de database binaire indicatoren toe aan elke doorgevoerde beleidsmaatregel. Hervormingen die als ’tewerkstellingsvriendelijk’ beschouwd worden krijgen de score min één. Aan de andere kant krijgen hervormingen waarvan men oordeelt dat ze de tewerkstelling niet positief beïnvloeden, een score plus één. Op die manier kan men het lopende hervormingsproces van de arbeidsmarkt kwantitatief evalueren.
Om een voorbeeld te geven, een van de trends die in dit hoofdstuk van het rapport naar voren wordt geschoven is dat hervormingen in het loonvormingssysteem vaker ‘ tewerkstellingsvriendelijk’ werden in de nasleep van de financiële crisis. Terwijl haast geen enkele lidstaat een zogenoemde ‘tewerkstellingsvriendelijke’ hervorming van de loonvormingspolitiek doorvoerde in de jaren 2006 en 2007, begon het aantal landen dat dat wel deed sterk te stijgen vanaf 2008-2009. Voor 2010 noteert de LABREF-database dat de helft
van alle EU lidstaten een hervorming van het loonvormingsysteem doorgevoerd hebben waarvan beweerd wordt dat het ‘tewerkstellingsvriendelijk’ is.
Een frontale aanval op de vakbonden
Het zal de lezer natuurlijk interesseren welk soort hervormingen van de arbeidsmarkt door de DG ECOFIN als tewerkstellingsvriendelijk worden beschouwd.
Het antwoord is niet helemaal verrassend, maar blijft toch choqueren (zie Appendix 1 van de vernoemde publicatie). Met uitzondering van de actieve arbeidsmarktpolitiek en maatregelen op het vlak van moederschaps- of ouderschapsverlof, worden alle hervormingen die de arbeids-en sociale rechten verminderen op alle andere domeinen door de Commissie systematisch als ‘tewerkstellingsvriendelijk’ bestempeld. Dit varieert van maatregelen die de werkloosheidsuitkeringen verminderen, de opzeggingstermijnen verminderen, de proefperiode bij contracten van onbepaalde duur verlengen, maatregelen die de maximale gecumuleerde lengte van opeenvolgende contracten van bepaalde duur verlengen, tot maatregelen die de pensioenleeftijd of vervroegde pensioenleeftijd verhogenof financieel afstraffen.
De vernoemde maatregelen vormen op zich al een serieuze deregulering van de arbeidsmarkt. Helaas is het nog erger gesteld op het vlak van de loonvorming. Hier krijgen we de visie dat een beleid dat minimumlonen vermindertals ‘tewerkstellingsvriendelijk’ moet gecatalogeerd worden. Het wordt zelfs nog schandaliger als de Commissie stelt dat “regeringstussenkomsten die de draagwijdte van collectief loonoverleg verminderenen voor gevolg hebben dat de impact van vakbonden op het loonvormingsproces vermindert, tewerkstellingsvriendelijk zijn”.
Flauwe excuses
DG ECOFIN probeert zich in te dekken door de opmerking dat dit soortclassificaties ‘geen mechanistisch normatieve implicaties hebben’ (blz. 66 van het rapport). Terzelfdertijd is de visie waarop deze classificatie berust en de signalen die ze geeft aan beleidsmakers uiterst duidelijk: elk beleid dat op een of andere manier een obstakel is voor de neerwaartse flexibiliteit van lonen of jobs moet in vraag gesteld worden en moet verdwijnen. DG ECOFIN zal des te meer goeie punten toekennen aan lidstaten naarmate ze regelingen verzwakken die minimumvereisten opleggen aan de arbeidsmarkt
Bovendien gaat dit niet alleen over statistische classificaties of technische rapportering. Het feit is dat de ideologie van extreme flexibiliteit, die zo duidelijk tot uiting komt in dit rapport, ook in de realiteit wordt doorgedrukt. DG ECOFIN, dat zich gesterkt voelt nu de lidstaten onder hoge druk staan zowel van de financiële markten als van de Europese Centrale Bank (die een gelijkaardige dereguleringsagenda heeft), bevindt zich nu in een machtspositie waardoor ze deze hervormingen kan opleggen, en ze schrikt er niet voor terug dit ook te doen. Dit is in het bijzonder het geval voor de zogenoemde ‘programmalanden’ [2], en zeker voor Griekenland, waar DG ECOFIN in samenwerking met het IMF en de Europese Centrale Bank net dit soort politiek heeft doorgevoerd: ze heeft er de minimumlonen onderuitgehaald, een eind gemaakt aan wettelijk voorzien verlengingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, en ze heeft er zelfs kleine groepen niet-representatieve werknemers (‘gele’ bonden, opgezet door het bedrijf zelf) bevoegd verklaard akkoorden voor een verlaagd loon te tekenen. In Griekenland werd de bevoegdheid van de vakbonden bij de loonvorming inderdaad sterk teruggeschroefd.
Quo Vadis Europa?
Dit roept fundamentele vragen op. Kan men het nog ernstig nemen als de Commissie het heeft over het belang van sociale dialoog? Wat is het belang van sociale dialoog als de werkelijke bedoeling van de Commissie is de core business en de bestaansreden van een van zijn dialoogpartners te ondermijnen?
Waar is de commissaris voor sociale zaken die, als hoeder van het Europees verdrag dat vermindering van de ongelijkheid als een kerndoelstelling vermeldt, een sterke pleitbezorger zou moeten zijn voor een versterkterol van vakbonden in de loonvorming? Want als er één proefondervindelijke vaststelling is, dan is het toch dat representatieve vakbonden en collectieve loonvormingsystemen de ongelijkheid beperken.
En wat te zeggen over het Europees sociaal acquis[3]? En over de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie in verband met de vrijheid van onderhandelingen en organisatie? En over de Raad van Europa[4]en het Handvest van de grondrechten? Bieden deze instellingen en instrumenten geen enkele bescherming tegen de ‘Wilde Westen’-aanval
van de cowboys van DG ECOFIN?
En tenslotte: waar is het Europees parlement? Het minste dat men kan verwachten is dat de parlementsleden de bevoegde commissaris zouden ter verantwoording roepen voor het ontwerp door zijn diensten van deze schandalige database, en hem vragen er de eenzijdig tegen de werknemers gerichte vooringenomenheid uit te verwijderen.
(*) Ronald Janssenis economisch adviseur voor het Europees Vakverbond (EVV). Het EVV
vertegenwoordigt 85 vakbonden in 36 Europese landen (waaronder ABVV, ACV, ACLVB, CNV,
FNV, MHP in België en Nederland) en 10 Europese vakbondsfederaties.
[1]De directoraten-generaal (DG) zijn administraties die werken voor de Europese Commissie.
DG ECOFIN is het ‘ministerie van economische en financiële zaken’. De tekst waarvan hier
sprake is momenteel alleen in het Engels beschikbaar. [Noot van de vertaler]
[2] Programmaland: land dat onder toezicht van de Europese Commissie is gesteld, onder een
zogenaamd macro-economisch aanpassingsprogramma. Dit gebeurt automatisch wanneer
men beroep moet doen op leningen van Europese fondsen. Op dit moment zijn Ierland,
Portugal en Griekenland programmalanden, met de bekende gevolgen vandien. [Noot van de
vertaler]
[3] Sociaal acquis: het geheel van regelingen op het vlak van EU met betrekking tot sociale
politiek, een zeer bescheiden dossier dus. [Noot van de vertaler]
[4]De Raad van Europa(niet te verwarren met de Raad van de Europese Unie– ook
ministerraad genoemd – en ook niet met de Europese Raadvan staats- en regeringsleiders) is
een internationale organisatie die geheel buiten de structuren van de Europese Unie valt (ook
bv. Turkije en Armenië zijn er lid van). De Raad van Europa houdt zich bezig met democratische
beginselen, mensenrechten, belangen van minderheden enz. [Noot van de vertaler