Stel: de regeringen maken hun beloftes hard inzake het voorkomen van catastrofale klimaatsverandering en beslissen om zich op bindende wijze te engageren om een globale temperatuurstijging van meer dan 2 graden Celsius te voorkomen. Een dergelijk (hoognodig) klimaatakkoord impliceert een strikte wereldwijde limitering van de uitstoot van CO2-broeikasgassen. Dat wil concreet zeggen dat een zeer groot deel van de fossiele brandstoffen niet meer opgestookt zouden mogen worden. Olie-, gas- en steenkoolbedrijven (de koolstofindustrie) zouden hun voorraden bijgevolg in de grond moeten laten zitten, wat de miljardeninvesteringen in deze sector bijzonder verlieslatend maakt.
De vastgoedzeepbel, aanleiding van de financiële en economische crisis waar de wereld vandaag nog steeds onder gebukt gaat, zou in vergelijking met de zeepbel die in dat geval zou groeien in de koolstofindustrie, klein bier zijn. Overheden, pensioenfondsen, zakenbanken, investeerders groot en klein, het wordt hoog tijd om uw investeringen in de koolstofindustrie te heroverwegen want deze dreigen waardeloos te worden. Dit is in een notendop de samenvatting van het rapport dat de Britse ngo Carbontracker in samenwerking met Lord Stern publiceerde in april 2013.
Lord Stern is geen nobele onbekende. Hij is een econoom uit Groot-Brittannië die in 2006 in opdracht van de Britse overheid een zeer lijvig rapport schreef over de klimaatsverandering en de economische gevolgen daarvan. Het zogenaamde Stern-rapport deed heel wat stof opwaaien. Hij becijferde dat het tijdig investeren in het voorkomen van de klimaatsverandering, veel goedkoper zou zijn dan de economische kost van klimaatsverandering, omdat die gepaard zal gaan met een wereldwijd verlies aan drinkwater, voedselproductie, gezondheid en biodiversiteit. Een gelijkaardige droge cijfermatige analyse vinden we ook terug in het recente rapport van Carbontracker. Het ‘vereconomiseren’ en omzetten in cijfers van zowat alle aspecten van het leven is misschien een kwalijke zaak. Maar het rapport heeft wel een zekere weerslag in de financiële wereld. Verschillende grote banken zoals HSBC en Citigroup en de Amerikaanse kredietbeoordelaar Standard & Poor’s zouden al met de bevindingen van het rapport aan de slag gaan. Het Internationaal Energie Agentschap werkt aan een rapport over de link tussen energie en klimaat en zou in dat rapport ook aandacht besteden aan de idee van de groeiende koolstofzeepbel.
Koolstofvoorraden veel groter dan het koolstofbudget
De hoeveelheid koolstofdioxide (CO2) die vast zit in de bekende voorraden steenkool, olie en gas bedraagt een slordige 2860 gigaton of 2860 miljard ton. Ter vergelijking, de huidige wereldwijde jaarlijkse CO2-uitstoot bedraagt 31 miljard ton. Om te vermijden dat de klimaatsverandering bijzonder ernstige en onvoorspelbare proporties aanneemt, is de wetenschappelijke wereld het er al een tijdje over eens dat een globale temperatuurstijging van meer dan 2° Celsius absoluut moet vermeden worden. Om deze doelstelling te halen, berekende Carbontracker dat we van nu tot het jaar 2050, maar tussen de 900 en 1075 miljard ton C02 meer mogen uitstoten. Men verwijst naar deze kwantiteit als het zogenaamde resterende ‘koolstofbudget’. Bij 900 miljard ton CO2-uitstoot zou de kans dat we de 2° Celsius stijging kunnen vermijden, 80% bedragen. Bij 1075 miljard ton CO2-uitstoot, is de kans om deze fatale temperatuurstijging te vermijden, slechts 50%. Wat we kunnen opbranden aan fossiele brandstoffen tot 2050 bedraagt met andere woorden dus nog geen derde van wat er nog in de grond zit. Van de bekende voorraden aan fossiele brandstoffen is een groot deel dus niet bruikbaar als we de aarde willen redden. De financiële investeringen die daarin zitten zijn bijgevolg waardeloos.
Het zou natuurlijk interessant zijn als we de globale temperatuurstijging onder de 2° Celsius kunnen houden. Uit het rapport van Carbontracker en Lord Stern lijkt het ondenkbaar dat we een temperatuurstijging van minder dan 1,5° Celsius nog kunnen vermijden. Alleen als we van nu tot aan 2050 maximaal 525 gigaton CO2 de lucht in blazen, hebben we nog 50% kans om dit te verwezenlijken. Maar aan het huidige tempo -31 gigaton CO2-uitstoot per jaar- bereiken we dat punt al in 2030! Het jaar 2050 als referentiepunt betekent trouwens niet dat we daarna weer een nieuw koolstofbudget ter beschikking krijgen. De daaropvolgende halve eeuw, tot aan 2100 dus, kunnen we met z’n allen nog slechts 75 gigaton CO2 uitstoten. Dat komt overeen met twee keer de huidige jaarlijkse uitstoot. De urgente nood aan een koolstofarme economie laat zich gemakkelijk afleiden uit deze droge cijfers.
Om te vermijden dat we drastische structurele economische veranderingen zouden moeten doorvoeren maar toch de klimaatverandering tegen te gaan, zoekt de wetenschap onder meer naar allerlei manieren om bewust in te grijpen in het functioneren van de aarde ('geo-engineering'). Een techniek die momenteel volop ontwikkeld wordt is het afvangen en opslaan van CO2 ('Carbon Capture and Storage' of CCS). Maar de mate waarin het vangen en opslaan van CO2 het resterende koolstofbudget positief kan beïnvloeden is eerder gering. De investeringen in dergelijke technologie zijn helemaal nog niet verzekerd en de 16 bestaande CCS-projecten samen zouden tegen 2015 maar zo’n 36 miljoen ton CO2 uit de atmosfeer kunnen halen en opslaan -zo'n 2,25 miljoen ton per installatie. In het meest optimistische scenario gaat het Internationaal Energie Agentschap (IEA) ervan uit dat CCS tegen 2050 ongeveer 125 gigaton ton CO2 zou kunnen opvangen. Dit is echter bijzonder optimistisch want 125 gigaton met gemiddeld 2,25 miljoen ton per jaar en per installatie betekent dat er wereldwijd 3800 CCS-installaties gebouwd moeten worden. Alle bestaande projecten zijn proefprojecten en CCS is niet toepasbaar bij olie die gebruikt wordt in de transport. Er is dus geen ontsnappen aan een koolstofarme economie.
De financiële beurzen
De wereldreserves aan koolstofvoorraden zijn deels in handen van overheden (75%) en deels in handen van privé-bedrijven (25%). Gesteld dat het resterende minder-dan-2° Celsius-koolstofbudget (900 à 1075 gigaton) evenredig verdeeld wordt tussen overheden en bedrijven, dan kunnen bedrijven nog tussen de 125 en 275 gigaton van hun totale bewezen reserve (762 gigaton) bovenhalen. Dat betekent dus dat tussen de 60 en 80% van alle olie-, gas-, en steenkoolreserves momenteel in handen van bedrijven, eigenlijk onbruikbaar en onbrandbaar zijn. Voor investeerders betekent dit dus een bijzonder groot risico, zullen zij hun geld ooit nog terugzien?
Naast de reeds bewezen reserves fossiele brandstoffen in de aarde, bestaat er ook nog een potentieel reserve, dat minstens nog eens zo groot zou zijn als de bewezen voorraad. Dat maakt de totale mogelijke reserves in handen van de bedrijven 1541 gigaton. Als de koolstofbedrijven die reserves allemaal zouden exploiteren dan hebben we nog minder dan 50% kans dat we de globale temperatuurstijging onder de 3° Celsius kunnen houden. Een temperatuurstijging van 3 à 4° Celsius komt overeen met het afsterven van koraal, het water dat kniehoog staat in de straten van New York, 35% van de globale voedselopbrengst die verloren gaat, en Italië, Griekenland en Spanje die tot woestijn verworden.
De top 200 olie-, gas- en steenkoolbedrijven spendeerden in 2012 een slordige 674 miljard dollar aan hun zoektocht naar nieuwe voorraden en de ontwikkeling van nieuwe technologieën om die voorraden te exploiteren (zie artikel vorig tijdschrift). Dat komt overeen met 1% van het wereldwijde BNP. En dat komt ook overeen met de investeringen die volgens het Stern-rapport nodig zijn om klimaatsverandering te vermijden. Geëxtrapoleerd naar de volgende 10 jaar spreken we over een investering van een slordige 6740 miljard dollar voor de exploratie van voorraden die nooit kunnen verkocht worden. Waarom zouden aandeelhouders hier de komende jaren dan in blijven investeren? De Britse bank HSBC berekende dat tussen 40 en 60% van de marktwaarde van de olie- en gasbedrijven in gevaar komt als de koolstofzeepbel zich realiseert. De marktwaarde van de top 200 koolstofbedrijven bedraagt ongeveer 4000 miljard dollar, waarvan 1500 miljard schulden. De impact van een uiteenspattende koolstofzeepbel zou dus enorm zijn voor de financiële markten. De hoeveelheid koolstof die vervat zit in de aandelen op de financiële beurzen is gigantisch, en dat aandeel stijgt nog de laatste jaren. De beurs van New York wordt gedomineerd door olie. De hoeveelheid koolstof die vervat zit in Wall Street nam sedert 2011 toe met 37%. De beurs van Londen is meer toegespitst op steenkool en zag in diezelfde periode haar CO2 blootstelling met 7% stijgen. De grootste Westerse beurzen zijn dus zeer gevoelig voor de koolstofzeepbel, maar de andere beurzen in de wereld blijven ook niet gespaard van dit risico.
Systeemrisico
De financiële markten zijn blijkbaar niet in staat om de lange-termijn implicaties van een koolstofarme toekomst voor de wereld, om te zetten in de correcte financiële waardering van de koolstofindustrie en de zinnige toewijzing van kapitaal en investeringen in die sector. De koolstofindustrie weigert of is niet in staat om in te zien dat haar businessmodel op langere termijn ten dode opgeschreven is. Het zou ook kunnen zijn dat de bedrijfs- en financiële wereld helemaal niet gelooft dat de beleidsmakers hun klimaatbeloftes gaan hard maken. Het uitblijven van een sluitend en bindend klimaatakkoord geeft jammer genoeg al jaren die indruk. Hoog tijd dat de klimaatconferentie van 2015 in Parijs leidt tot een echt finaal akkoord. Ondertussen kunnen wij al eens gaan aankloppen bij onze banken en pensioenfondsen om te vragen hoeveel geld er belegd is in olie-, gas- en steenkoolbedrijven. We hebben de banken al eens gered, vermoedelijk bestaat er weinig animo om ook nog eens de 200 grootste koolstofbedrijven te redden…
Pieter Teirlinck
Dit artikel verscheen eerder in het Tijdschrift Vrede.