"Gezien de vele grote bedrijfssluitingen hoop ik dat iedereen ondertussen door heeft dat onze concurrentiekracht wel een probleem is en onze loonkosten een grote handicap vormen. De lasten op arbeid zijn te hoog, daar moet iets aan gedaan worden." Dat was één van de antwoorden die econoom Geert Noels in het weekblad Knack gaf op de vraag waar de politiek, na de verkiezingen van 25 mei 2014, mee bezig moet zijn.
Velen volgen hem hierin, maar de realiteit is wel genuanceerder! De loonkost is niet voor iedereen zwaar en het is nog maar de vraag of sluitingen altijd te maken hebben met de loonkost. Gezien Geert Noels het heeft over ‘grote’ bedrijfssluitingen dacht ik onmiddellijk aan Ford Genk. Is de sluiting van dit bedrijf, waardoor in de provincie Limburg 10.000 jobs verdwijnen, een gevolg van de hoge loonkosten? Heeft men van overheidswege te weinig gedaan om het bedrijf hier te houden?
Het verhaal Ford Genk
De autoconstructeur Ford heeft niet te klagen over de hulp die het van de nationale, gewestelijke, provinciale en gemeentelijke overheden kreeg. Om te beginnen kreeg Ford de grond voor de fabriek zo goed als gratis: 0,12 eurocent per vierkante meter. Daarna moesten die terreinen industrie-rijp gemaakt worden: er moesten toegangswegen komen, spoorwegen, bruggen, riolering, elektriciteit, waterleiding, … Daar zorgden de staat, de provincie en de gemeente voor. Gratis en voor niks! Ford moest gedurende 5 jaar geen belastingen betalen op het personeel. De fabriek kreeg vrijstelling van de belasting op drijfkracht. Ford moest geen grondbelasting betalen. Het bedrijf sloot leningen af voor de bouw van de fabriek – de intresten op die leningen werden betaald door de staat. Ze bedroegen 50 miljoen Belgische frank per jaar ( 1,2 miljoen euro).
De overheid stelde in die jaren gratis arbeiders ter beschikking.
De toenmalige regering sloot in februari 1966, via de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), een contract met de directie van Ford over de opleiding van ex-mijnwerkers. De mijn van Zwartberg was gesloten en door ex-mijnwerkers aan te werven, kon Ford genieten van loonsubsidies. Het contract tussen de RVA en Ford bepaalde dat deze mensen een omscholing kregen. In werkelijkheid werden ze vrijwel vanaf de eerste dag rechtstreeks in de productie geplaatst. De 415 mijnwerkers bleven gemiddeld 6 maanden. Ieder van hen kostte Ford in die hele periode gemiddeld 40.000 frank (1000 euro). Waarvoor Ford een vergoeding kreeg van 82.000 frank (2000 euro), ruim twee keer het loon. Besluit: je werft werknemers aan die produceren en dus winst realiseren, en van de regering krijg je ruim tweemaal de hele loonkost terugbetaald!
Nog meer goedkope arbeidskrachten.
Ken je IBO? Dit staat voor: Individuele Beroepsopleidingen in de onderneming. Het vertrekt van de redenering dat er te weinig goed opgeleide mensen zijn. De werkgevers willen wel opleiden in het bedrijf, maar dan moet de overheid wel tussenkomen in de loonkost. Zo komt het dat bedrijven werklozen kunnen aanwerven en slechts een gedeelte van het loon moeten betalen. Die werklozen worden ‘opgeleid’, maar bij Ford wilde dit zeggen: aan de band geplaatst of in de lakafdeling gezet, waar van opleiding nul komma nul sprake was. Een IBO-arbeider verdiende bij Ford in 2007 ongeveer 1.600 euro netto. Daarvan kwam ruim de helft van de RVA. De rest kwam van Ford. Het gedeelte dat het bedrijf betaalt, werd niet ‘loon’ genoemd, maar ‘productiviteitspremie’. Als het ‘loon’ was, moest het bedrijf daar sociale bijdragen op betalen.
Jobzekerheid in ruil voor centen.
De eisen die de directie vanaf de jaren 1960 stelde, vormden slechts het begin. De 50 jaar die volgden, herhaalde dat scenario zich ontelbare keren. Telkens dreigde en chanteerde Ford met de tewerkstelling. Ford eiste de ene toegeving na de andere. De toekenning van weer nieuwe subsidies, de afschaffing of vermindering van belastingen, een besparing van 12% in ruil voor een toezegging dat de Limburgse fabriek vanaf maart 2013 het nieuwe model Mondeo mocht bouwen. En toch besloot de Ford-directie het bedrijf te sluiten.
5 toplui van Ford verdienen evenveel als 2000 arbeiders
Op veertig jaar tijd steeg de productie per arbeider van 23 auto’s per jaar naar 40 auto’s. Ford gebruikte de technologische vooruitgang niet om het werk te verlichten en te verdelen, maar om het nog zwaarder en intensiever te maken. Gevolg: er moest steeds meer geproduceerd worden met steeds minder mensen. Deze feiten bewijzen dat de Ford-aandeelhouders geen snars gaven om de tewerkstelling en eerder geïnteresseerd waren in het incasseren van de winst. En om die winsten zo hoog mogelijk op te tillen, moesten alle kosten naar omlaag: ook de lonen! Maar niet die van de directieleden. Die lonen vormden geen handicap in de concurrentielogica.
Zo heeft de grote baas, Alan Mulally, in de 5 jaar dat hij nu bij Ford werkt, 150 miljoen dollar verdiend. Hij en de vier andere directeurs die het hoogst genoteerd staan op de loonlijst van Ford, verdienen samen 52 miljoen euro per jaar. Een Ford-arbeider in Genk houdt jaarlijks netto 26.000 euro netto over, vakantie- en eindejaarspremie inbegrepen. De vijf best betaalde directeurs verdienen evenveel als 2.000 Ford-arbeiders in Genk. Dat is bijna de helft van de hele fabriek! Dat deze vijf denken te mogen beslissen over het lot van duizenden Ford-arbeiders, noemen we dat nu democratie?
Nog meer overheidssteun, ook als de fabriek eind 2014 sluit
Ford was met name bereid de terreinen en de gebouwen aan de Vlaamse overheid te verkopen voor één symbolische euro. Ford die de grond zo goed als gratis in de jaren zestig kreeg, geeft nu de indruk alsof het om een groots geschenk gaat. Wat de Vlaamse regering een historische overwinning noemde, blijkt bij nader inzien een beschamende nederlaag.
Ten eerste is in dat akkoord voorzien dat de Vlaamse overheid opdraait voor de sanering van de fabrieksterreinen. De kost daarvan wordt geschat op 10 miljoen euro. De gemeenschap betaalt. De vervuiler fluit een leuk deuntje, pakt al zijn dure machines netjes in en vertrekt.
Ten tweede laten de overheden in ruil voor de grond alle juridische claims vallen. Bij de aankondiging van de sluiting was de volkswoede over het niet naleven van de gedane beloftes zo groot, dat de overheden niet anders konden dan gerechtszaken aanspannen tegen Ford. De Vlaamse overheid wilde 42,9 miljoen euro terug. Dat was het bedrag dat Vlaanderen al besteed had in de vorm van investerings- en opleidingssteun. De stad Genk wilde 60,9 miljoen euro als schadevergoeding voor het inkomstenverlies aan belastingen en taksen. Samen bijna 104 miljoen euro. Maar… de stad Genk krijgt in ruil voor zoveel goodwill 9 jaar lang 5 miljoen euro. Niet van Ford, maar van de Vlaamse gemeenschap. Dat wil zeggen: van de belastingbetaler.
Is het de schuld van de werklozen?
Wanneer Ford Genk eind dit jaar haar deuren sluit, dan zijn er 40.000 werkzoekenden in de provincie Limburg terwijl er maar 4.400 beschikbare banen zijn volgens de officiële cijfers van de RVA. Met andere woorden: er is één beschikbare job voor tien werkzoekenden. Hoe durven dan partijen zoals de NVA eisen dat de werkloosheidsuitkeringen beperkt moeten worden in de tijd? Het is toch niet de schuld van de werklozen dat er te weinig banen zijn!
Loonkostsubsidies worden misbruikt.
Al meer dan 20 jaar krijgen de werkgevers van de regering loonkostsubsidies om de tewerkstelling te bevorderen. Het totale bedrag zal in de toekomst oplopen tot meer dan 11 miljard euro per jaar. En levert dat nu tewerkstelling op?
Wel, tijdens de crisisjaren zijn er wel 159.000 jobs bijgekomen, maar niet in de marktsectoren die de werkgeversorganisaties verdedigen. In de periode 2008-2013 verdwenen daar 110.000 banen. De aangroei van de jobs kwam van elders, namelijk bij de overheid of waar de overheid sterkt subsidieerde. Of anders gezegd: opnieuw van de belastingbetaler! Zo steeg het aantal jobs bij de non-profit sector met 52.000, bij de overheid en in het onderwijs met 33.000 en de dienstencheques waren goed voor 82.000 nieuwe jobs.
En waar gaan die loonsubsidies dan naartoe? Naar de aandeelhouders! Want… zo bedroeg de evolutie van het totale bedrag aan winstuitkeringen voor de periode 1996 -2011: 11 miljard euro. Wonderbaarlijk evenveel als de steun aan bedrijven via verminderingen van bijdragen voor de sociale zekerheid en loonsubsidies. Men kan dus ernstige vragen stellen omtrent het onvoorwaardelijk werkgelegenheidssteun aan alle werkgevers te geven.
Voor de werkgeversorganisaties, hun medestanders in de politiek en de academische wereld, is de werknemer een kost. Om de winstmarges zo hoog mogelijk op te drijven, moet deze kost zo laag mogelijk gehouden worden. Dat het hier gaat over mensen die bijvoorbeeld ook ouders kunnen zijn en die hun kinderen een toekomst willen geven, dat is niet direct hun zorg. Als vakbond stellen wij hier tegenover dat iedereen recht heeft op een waardig leven, zonder uitbuiting!
Guido Deckers (nationaal ACV-Propagandist voor het thema rechtvaardige fiscaliteit) - 14 mei 2014
Bronnen:
- - Knack, 7 mei 2014, Geert Noels, Nood aan een wervend toekomstproject, P.55
- - Knack, 9 april 2014, Het recept van Fons Verplaetsep.51
- - De informatie over Ford Genk komt uit het boek: Gaby Colebunders, Het verzet van een vakbondsman, Peter Franssen, P. 26,27,32, 114,133,134, 210
- - Ons Recht, november 2013, Werkgevers strijken ruim elf miljard loonsubsidies en kortingen op.
- - Ons Recht, mei 2014, Verkiezingen 25 mei 2014: wat hebben partijen in de aanbieding
- - Sociaal-economische barometer 2014 van het ABVV, p.27