Privatisering: in art. 245-247 wordt de mogelijkheid voorzien voor de gemeenten om “gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechterlijke vorm” op te richten.Uit de memorie van toelichting blijkt dat als voordelen van dergelijke juridische vorm wordt gedacht aan:
- Het stimuleren van initiatieven tot samenwerking met of betrokkenheid van particulieren of private belangengroeperingen
- De noodzaak van een doorgedreven onafhankelijkheid van het agentschap
- De noodzaak de gemeentelijke taken op commerciële wijze te realiseren onder werkingsvoorwaarden die identiek zijn aan die van concurrenten (vetjes van ons)
- De noodzaak de gemeentelijke taken in het kader van de non-profit te realiseren onder werkingsvoorwaarden die identiek zijn aan die van de andere actoren die gelijkaardige activiteiten ontwikkelen
De keuze voor deze formule moet wel goed geargumenteerd worden en goedgekeurd worden door de toezichthoudende overheid (Vlaams Gewest) maar het lijkt perfect denkbaar dat neoliberale meerderheden van deze mogelijkheid gebruik zullen maken om allerlei gemeentelijke activiteiten in dergelijke formule onder te brengen. De implicatie is wel dat hiervoor de wetten van de markt (WHO regels) gelden.
De formulering van deze artikels is blijkbaar bewust vaag gehouden. Volgens deskundigen in gemeentelijk beleid wordt met de in voege treding van dit artikel in principe geen enkele gemeentelijke activiteit a priori uitgesloten van vermarkting en de facto privatisering.
Personeel: met artikel 104 §2 is het volgens de memorie van toelichting de bedoeling ruimere mogelijkheden te bieden tot het aanstellen van contractueel personeel. LEF is samen met de vakbonden van de openbare diensten tegenstander van deze evolutie. Bovendien wordt de invulling van het personeelsstatuut soepeler gemaakt en kunnen de gemeenten zelfstandiger werken dan vroeger. Zelfstandigheid is goed, maar het personeel heeft recht om overal in hetzelfde statuut te werken. Als men binnenkort ook nog eens gaat morrelen aan de krachtlijnen Kelchtermans, zou dat wel eens kunnen gedaan zijn!
De gemeenten zijn de grootste bron van nieuwe banen geworden. In 30 jaar tijd is hun personeelsbestand met 2,5 vermenigvuldigd: van 125.000 naar 326.000 banen. Geen enkele sector deed dat in die periode na. Tegelijk is het zwaartepunt in hun opdracht verschoven: van openbaar nut en openbare orde naar welzijn.
In 1973 zorgden de gemeenten voor 1 op de 25 gesalarieerde banen, in 2002 was dat 1 op de 10, zo blijkt uit een onderzoek dat Jozef Pacolet en zijn medewerkers van het Hiva (Hoger Instituut voor de Arbeid, KU Leuven)
De banengroei bij de gemeenten ging ook gepaard met een daling van het aantal vastbenoemden. In de jaren zeventig was de overgrote meerderheid van het gemeentepersoneel nog vast benoemd, nu nog 46 procent in Vlaanderen en 41 procent in Wallonië en Brussel.
Statutaire tewerkstelling is niet alleen in het belang van het personeel maar biedt ook meer garanties voor onafhankelijkheid t.a.v. de partijpolitiek. Tenslotte werkt bestaansonzekerheid, in tegenstelling tot wat vaak gepropageerd wordt, eerder demotiverend dan motiverend voor werknemers.
Organisatie: art. 86 bepaalt dat de gemeentesecretaris aan het hoofd van het gemeentepersoneel en geeft hem ook bevoegdheden inzake uitvoering van betalingen en voor de het chartaal kasbeheer, Anderzijds bepaalt art. 94 dat de financieel beheerder in volle onafhankelijkheid opereert en rapporteert aan het College en de Gemeenteraad. Deze onafhankelijkheid kan betwijfeld worden indien de financieel beheerder, zoals alle personeel hiërarchisch ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris. Nog problematischer wordt indien de financieel beheerder de financiële operaties van de gemeentesecretaris (zijn overste) zou moeten controleren. Indien dit niet zijn bevoegdheid is, dan is de vraag wie dit dan wel zal doen. In het ganse plaatje duikt bovendien nog een externe auditcel op waarvan de bevoegdheden weinig precies afgebakend zijn.
Participatieve Democratie: In artikel drie stelt het decreet dat de inwoners zo dicht mogelijk bij het beleid moeten betrokken worden. Deze principes worden evenwel in het decreet niet hard gemaakt. Er wordt wel verder bepaald hoe districts- en adviesraden moeten werken maar een veranderende regeling à la Porto Alegre (de Braziliaanse grootstad waar de inwoners zelf de begroting opstellen) zit er niet in. Ook heel wat andere dingen blijven steken in intenties: de decumul tussen schepen/burgemeester en parlementslid zijn komt er alleen als de betrokkenen het zelf vragen. Er komt een mogelijkheid om verzoekschriften te doen naar gemeenteraden toe,.. maar de drempel voor het organiseren van een gemeentelijk referendum blijft even hoog (10 tot 20 % van de inwoners).
Interne Democratie: Ambtenaren krijgen spreekrecht, maar met zéér onduidelijke restricties: het financieel belang van de overheid mag niet in het gedrang gebracht worden, de vertrouwelijkheid van besprekingen niet enz... Dergelijk vage omschrijvingen zorgen in de toekomst zeker voor heibel. Het statuut van de 'klokkenluiders’ blijft er precair door. Op heel wat andere vlakken heeft men geprobeerd van de kool en de geit te sparen in plaats van te kiezen voor democratische vernieuwing. De gemeenteraad kan een onafhankelijke voorzitter kiezen, wat de discussie sterk zou bevorderen, maar dat mag even goed de burgemeester zelf zijn. Er komt een inkomstenbeperking voor burgemeesters die er nog nevenactiviteiten op na houden, maar die ligt vrij hoog (anderhalve maal het loon van een Vlaams parlementslid). De schepenen worden niet meer rechtstreeks verkozen, de gemeenteraadsleden moeten in meerderheid een acte tekenen waarop zij mensen voordragen. Pas als er geen overeenstemming is moet men rechtstreeks kiezen. Dit bevordert de partijtucht. Bij een geheime stemming zijn er soms méér dissidenten die zich durven roeren. Ook hier geen spectaculaire vooruitgang zoals dat in het voorstel van Paul Van Grembergen nog stond, waarbij vb. schepenen op basis van een motie in de gemeenteraad kunnen afgezet worden.
LEF betreurt dat het systeem Dhondt niet ingevoerd werd bij de zetelvedeling, zoals bij de parlementsverkeizigen. Het grote partij vriendelijke Imperialisysteem blijft behouden.
Er zijn een aantal voorzetten naar vrouwen toe: er moet minstens één vrouw in het college zitten en de regel waarbij adviesraden hoogstens voor twee derden uit het zelfde geslacht mogen bestaan wordt in het decreet ingeschreven en zal dus wettelijk afdwingbaar zijn. Ook hier blijft men steken in intenties. Eén vrouw in het college, dat is echt wel een pover resultaat.